ECLI:NL:RBZWB:2024:7976

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
BRE - 23 _ 12478
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat tijdens een controle op 3 februari 2023 was vastgesteld dat er geen parkeerbelasting was voldaan voor een geparkeerde auto. De belanghebbende stelde dat zij in rechte te beschermen vertrouwen had gewekt dat de naheffingsaanslag zou worden vernietigd, omdat de heffingsambtenaar zou hebben aangegeven dat de naheffingsaanslag zou worden ingetrokken. De rechtbank oordeelde echter dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor deze stelling en dat er geen toezegging was gedaan door de heffingsambtenaar. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de naheffingsaanslag in stand bleef. De belanghebbende kreeg geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/12478
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 19 november 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 december 2023 het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] (de naheffingsaanslag) ongegrond verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar op 19 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: namens de heffingsambtenaar [naam] .
1.2.
Namens belanghebbende is – zonder kennisgeving aan de rechtbank – niemand verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 12 september 2024 aan de gemachtigde op het [adres] te [plaats 2] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 13 september 2024 aan de gemachtigde op genoemd adres is bezorgd, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
1.3.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

2. Tijdens een controle op 3 februari 2023 omstreeks 11:29 uur is door parkeercontroleurs geconstateerd dat een auto met het [kenteken] (de auto) geparkeerd stond op een parkeerplaats in de [straat] te [plaats 1] en dat geen parkeerbelasting is voldaan.
2.1.
Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende de naheffingsaanslag opgelegd. De naheffingsaanslag bedraagt € 54,77, bestaande uit een bedrag van belasting van € 1,00 en € 53,77 aan kosten van de naheffingsaanslag.
2.2.
Vaststaat dat er tijdens het controlemoment geen parkeerbelasting was voldaan voor het parkeren van de auto, terwijl er wel parkeerbelasting was verschuldigd. Dat enkele feit is voldoende om de naheffingsaanslag parkeerbelasting aan belanghebbende op te leggen. Dat betekent dan ook dat de naheffingsaanslag als uitgangspunt terecht aan belanghebbende is opgelegd.
2.3.
Wat partijen verdeeld houdt is of bij belanghebbende in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat de naheffingsaanslag in de bezwaarfase zou worden vernietigd.
2.4.
Belanghebbende stelt in dat verband dat zij na ontvangst van de naheffingsaanslag contact heeft opgenomen met de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar heeft volgens belanghebbende aangegeven dat de naheffingsaanslag zal worden vernietigd omdat de betaalautomaat in de straat waarin belanghebbende heeft geparkeerd plots is verwijderd en de overige betaalautomaten voor belanghebbende, wegens haar fysieke gesteldheid, op (te) grote afstand liggen om parkeerbelasting te kunnen voldoen. Belanghebbende meent dat zij gelet op het contact met de heffingsambtenaar ervan uit kon en mocht gaan dat de naheffingsaanslag in de bezwaarfase zou worden vernietigd. De heffingsambtenaar weerspreekt dat er een dergelijke toezegging is gedaan.
2.5.
De rechtbank stelt voorop dat het op de weg van belanghebbende ligt om – tegenover de weerspreking van de heffingsambtenaar – aannemelijk te maken dat de door haar gestelde toezegging is gedaan. Daar is belanghebbende niet in geslaagd. De stelling van belanghebbende is onvoldoende concreet. Het is namelijk niet duidelijk op welke datum het gesprek heeft plaatsgevonden en met wie belanghebbende precies heeft gesproken. Belanghebbende heeft haar stelling verder ook in het geheel niet onderbouwd. De rechtbank kan er daarom niet van uitgaan dat er door of namens de heffingsambtenaar een toezegging is gedaan om de naheffingsaanslag te vernietigen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting in stand blijft.
3.1.
Omdat het beroep ongegrond is krijgt belanghebbende geen vergoeding van haar proceskosten en krijgt zij ook het griffierecht niet terug.
3.2.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 19 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.