Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 23/9110 en BRE 23/9122, waarin belanghebbende in beroep ging tegen twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had eerder de bezwaren van belanghebbende tegen deze naheffingsaanslagen ongegrond verklaard. Belanghebbende beschikte over een bewonersvergunning die was verlopen op 28 februari 2023, maar had haar auto geparkeerd zonder parkeerbelasting te voldoen op momenten dat dit wel verplicht was. Tijdens de zitting op 19 november 2024 heeft de rechtbank vastgesteld dat belanghebbende niet was gehoord, ondanks haar verzoeken daartoe in de bezwaarschriften. De rechtbank oordeelde echter dat deze schending van het hoorrecht niet leidde tot vernietiging van de naheffingsaanslagen, omdat de feiten vaststonden en partijen het eens waren over de omstandigheden. De rechtbank besloot de zaken niet terug te wijzen naar de heffingsambtenaar, maar zelf in de zaken te voorzien, met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beroepen van belanghebbende zijn ongegrond verklaard, en de naheffingsaanslagen blijven in stand. De heffingsambtenaar is wel verplicht het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. De rechtbank heeft partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.