ECLI:NL:RBZWB:2024:7972
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over naheffingsaanslagen parkeerbelasting en ontvankelijkheid bezwaar
Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in twee zaken betreffende naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd aan een belanghebbende door de gemeente Tilburg. De rechtbank heeft de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard. In de eerste zaak, met zaaknummer 23/9477, was het bezwaar van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag niet-ontvankelijk verklaard door de heffingsambtenaar, omdat het bezwaar te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht had gehandeld, aangezien de belanghebbende niet had aangetoond dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De rechtbank benadrukte dat het aan de belanghebbende was om tijdig bezwaar te maken en dat de overschrijding van de bezwaartermijn voor haar rekening kwam.
In de tweede zaak, met zaaknummer 23/9099, ging het om een andere naheffingsaanslag die aan de belanghebbende was opgelegd. De rechtbank constateerde dat de belanghebbende op het moment van de controle geen geldige parkeervergunning had en dat er geen parkeerbelasting was voldaan. De rechtbank verwierp de argumenten van de belanghebbende dat zij verwarring had over de geldigheid van haar parkeervergunning en oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De rechtbank kon niet ingaan op de verzoeken van de belanghebbende om de naheffingsaanslag uit coulance te vernietigen, aangezien dit niet binnen haar bevoegdheden viel.
De rechtbank concludeerde dat beide beroepen ongegrond waren en dat de naheffingsaanslagen in stand blijven. De belanghebbende kreeg geen vergoeding van proceskosten en het door haar betaalde griffierecht werd niet teruggegeven. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.