ECLI:NL:RBZWB:2024:7968

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
C/02/423344 / JE RK 24-1098
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met ASS in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 november 2024 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2011, die onder toezicht staat van Stichting Jeugdbescherming West Zeeland. De moeder van de minderjarige, die de Poolse nationaliteit heeft, is belast met het gezag, maar is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft de relevante stukken, waaronder eerdere beschikkingen en aanvullende informatie van de GI, in zijn beoordeling meegenomen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat er zorgen zijn over de opvoedomgeving. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, en de kinderrechter heeft besloten deze te verlengen van 25 november 2024 tot 25 augustus 2025. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de GI betrokken blijft bij de minderjarige en dat er snel gezocht moet worden naar een geschikte woonplek voor hem.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/423344 / JE RK 24-1098
Datum uitspraak: 13 november 2024
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2011 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats].

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 15 augustus 2024 en alle daarin opgenomen en vermelde stukken;
  • aanvullende informatie van de GI van 4 november 2024, ontvangen op 4 november 2024.
1.2.
Op 13 november 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij was aanwezig:
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.4.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over het verzoek van de GI te praten tijdens een kindgesprek op 13 november 2024. Hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het gezag over [minderjarige].
2.2.
De moeder en [minderjarige] hebben de Poolse nationaliteit.
2.3.
Bij beschikking van 11 september 2017 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met
ingang van 11 september 2017 en tot 11 september 2018. Bij beschikking van 5 september
2018 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 11 september 2018 en
tot 11 september 2019. De kinderrechter heeft bij beschikking van 5 september 2018 ook
een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening van pleegzorg
tot 11 september 2019.
2.4.
Bij beschikking van 20 augustus 2019 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 11 september 2019 en tot 11 september 2020. De ondertoezichtstelling werd bij beschikking van 27 augustus 2020 verlengd met ingang van 11 september 2020 en tot 11 maart 2021.
2.5.
De (deeltijd) machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg is bij beschikking van 11 februari 2020 verlengd met ingang van 11 maart 2020 en tot 11 juni 2020.
2.6.
Bij beschikking van 25 augustus 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming West Zeeland met ingang van 25 augustus 2023 en tot 25 december 2023.
2.7.
Bij beschikking van 18 december 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 25 december 2023 en tot 25 augustus 2024.
2.8.
Bij beschikking van 15 augustus 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 25 augustus 2024 en tot 25 november 2024. Het overige deel van het verzoekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling is aangehouden tot de mondelinge behandeling van 13 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Aan de orde is nog het resterende deel van het verzoek, te weten voor de periode van 25 november 2024 en tot 25 augustus 2025.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. De GI licht toe dat de moeder de afgelopen periode regelmatig haar afspraken heeft afgezegd om dingen te regelen zodat zij bij de rechtbank aanwezig kon zijn. De GI vindt het dan ook teleurstellend dat de moeder vandaag niet naar de mondelinge behandeling is gekomen. De GI vult tijdens de mondelinge behandeling aan dat zij de afgelopen periode contact heeft de gehad met [organisatie], een Poolse hulpverlening. Dit moet nog met de gemeente geregeld worden maar zij zouden in december 2024 kunnen starten. Daarnaast onderzoekt de GI de mogelijkheden voor een geschikte woonplek voor [minderjarige]. De moeder weet hiervan maar het is niet mogelijk om hierover met haar in gesprek te gaan. De GI vreest ook dat de moeder samen met [minderjarige] naar Polen vertrekt als er een machtiging tot uithuisplaatsing komt. Momenteel wordt er actief gezocht naar een beschikbare, geschikte plek. De GI denkt hierbij aan een gezinshuis of een kleinschalige accommodatie. Tot slot geeft de GI aan dat het op dit moment nog te vroeg is om het perspectief te bepalen omdat er nog weinig zicht is op de situatie. Als er een geschikte plek voor [minderjarige] wordt gevonden, zal het perspectief bepaald worden.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Nu de moeder en [minderjarige] de Poolse nationaliteit hebben dient de kinderrechter te
beoordelen of hem in deze zaak rechtsmacht toekomt. Indien dit het geval is, dient de
kinderrechter het toepasselijke recht te bepalen.
5.2.
Ingevolge de verordening Brussel II-ter zijn ter zake van de
ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied
waarvan de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het
gerecht aanhangig wordt gemaakt. Nu de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in
Nederland heeft, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
5.3.
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is op het verzoek te beslissen, zal op grond
van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht op het
verzoek worden toegepast.
Het wettelijk kader
5.4.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.5.
Op basis van de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat aan de wettelijke criteria zoals hierboven vermeld is voldaan. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen met ingang van 25 november 2024 en tot 25 augustus 2025. De kinderrechter zal zijn beslissing hieronder toelichten.
5.6.
De kinderrechter is van oordeel dat [minderjarige] nog steeds in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, nu de zorgen zoals overwogen in de beschikking van 15 augustus 2024 onverminderd aanwezig zijn. De kinderrechter heeft nog steeds zorgen over de kindeigen problematiek en de opvoedomgeving van [minderjarige]. [minderjarige] is een kwetsbare jongen met ASS die niet goed voor zichzelf zorgt. Ook de moeder is niet in staat om goed voor [minderjarige] te zorgen. Daarnaast heeft de hulpverlening nog geen start kunnen maken omdat de moeder regelmatig afspraken afzegt. Hierdoor is er ook nog geen zicht op de (thuis)situatie. De kinderrechter stelt aldus vast dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling en het veilig opgroeien van [minderjarige]. Om die reden is het belangrijk dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd zodat de GI betrokken blijft. De kinderrechter vindt het fijn om te horen dat [organisatie] (de Poolse hulpverlening) in december 2024 kan starten, nu hij hier al een enige tijd op heeft aangedrongen. Ook moet er snel worden gezocht naar een passende, geschikte plek voor [minderjarige] om op te groeien. Een crisisplek heeft geen voorkeur maar uiteindelijk moet er een beslissing worden genomen. Ook moet er een perspectief worden bepaald. De huidige situatie is namelijk niet goed voor de ontwikkeling van [minderjarige]. Hier moet zo snel mogelijk verandering in komen.
5.7.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 25 november 2024 en tot 25 augustus 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 20 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.