ECLI:NL:RBZWB:2024:7954

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
C/02/428583 / JE RK 24-2053
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Toekoen, kinderrechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in verband met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Op 14 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2011. Het verzoek is ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Oosterhout, in het belang van de minderjarige, die momenteel in een justitiële jeugdinrichting verblijft na een aanhouding op verdenking van brandstichting. De kinderrechter heeft de procedure op 14 november 2024 behandeld, waarbij de minderjarige, zijn moeder en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren. De minderjarige heeft aangegeven dat hij zijn verblijf in de jeugdinrichting als onprettig ervaart en dat hij graag weer bij zijn moeder wil wonen. Hij heeft beloofd zijn gedrag te verbeteren en niet meer van school te spijbelen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van de minderjarige belemmeren. De kinderrechter oordeelt dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om te voorkomen dat de minderjarige zich onttrekt aan de benodigde jeugdhulp. De moeder en de betrokken hulpverleners hebben ingestemd met het verzoek voor gesloten jeugdhulp, en de kinderrechter heeft geconcludeerd dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de problemen van de minderjarige aan te pakken. De kinderrechter heeft daarom de machtiging verleend voor een periode van drie maanden, van 14 november 2024 tot 14 februari 2025, en heeft de beslissing op 14 november 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/428583 / JE RK 24-2053
Datum uitspraak: 14 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE OOSTERHOUT,
hierna te noemen het college,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige],
advocaat mr. B.P.A. van Beers te Roosendaal.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 12 november 2024;
  • de instemmende verklaring van de moeder van 8 november 2024;
  • de instemmende verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van
11 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met zijn advocaat;
- de moeder;
- twee vertegenwoordigers van het college.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover op
14 november 2024, in het bijzijn van zijn advocaat, een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder, maar verblijft momenteel in [RJJI] in [plaats 1].
2.3.
Op 1 november 2024 is [minderjarige] door de politie aangehouden op verdenking van brandstichting op 13 oktober 2024 te [plaats 2]. Sindsdien is hij gedetineerd. Om die reden heeft de kinderrechter bij beschikking van 12 november 2024 (zaaknummer C/02/428579 / JE RK 24-2051) het verzoek van het college van diezelfde datum om een spoedmachtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven afgewezen. Daarbij heeft de kinderechter de behandeling van het onder 3. genoemde reguliere verzoek tot de mondelinge behandeling van heden aangehouden.
2.4.
Op 13 november 2024 heeft de strafraadkamer van deze rechtbank de gevangenhouding van [minderjarige] voor de duur van 30 dagen bevolen.

3.Het verzoek

3.1.
Het college verzoekt een machtiging te verlenen voor verblijf van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden.

4.De standpunten

4.1.
[minderjarige] geeft aan dat hij zijn verblijf in [RJJI] als onprettig ervaart. Hij bekent betrokkenheid bij de brandstichting. Hoe de brand heeft uitgepakt vindt hij wel heftig. Hij wil weer thuis bij zijn moeder gaan wonen. [minderjarige] geeft aan dat hij in het vervolg naar zijn moeder zal luisteren. Hij zal niet meer van school spijbelen. Daarbij verklaart [minderjarige] de contacten met zijn oude vriendengroep te zullen verbreken. Volgens [minderjarige] zal een verblijf bij zijn moeder daarom goed gaan verlopen. Een gesloten plaatsing, bij [jeugdzorginstelling], vindt hij daarom niet nodig. [minderjarige] merkt daarbij op dat in de weken na de brandstichting en voordat hij werd gearresteerd, hij al beter naar zijn moeder luisterde en meer naar school ging. In elk geval wil [minderjarige] dat, voordat definitief wordt besloten om hem gesloten te plaatsen, hij eerst nog een maand op proef thuis mag wonen. Zo kan hij laten zien dat hij zijn toezeggingen kan nakomen.
4.2.
Het college persisteert bij de inhoud van het gedane verzoek en verklaart dat het verzoek mede is gedaan om bij [minderjarige] vanuit [jeugdzorginstelling] het [zorgtraject] te kunnen inzetten. Dit traject is volgens het college zodanig ingericht, dat [minderjarige], bij een goed verloop, na zes tot acht weken weer thuis kan gaan wonen en dat in de thuissituatie MST zal worden ingezet om de moeder in het gezag te herstellen. De MST zal direct van start gaan, in eerste instantie alleen met de moeder. In overleg met de moeder, [jeugdzorginstelling] en de therapeut zal besloten worden wanneer [minderjarige] daar bij zal gaan aansluiten.
4.3.
De moeder brengt naar voren dat zij en [minderjarige] een zware periode doormaken, maar dat zij inziet dat er met de brandstichting het nodige is gebeurd. Naar de mening van de moeder is het sinds de zomer van 2024 steeds bergafwaarts gegaan met [minderjarige], doordat hij toen in een verkeerde vriendengroep terechtkwam. De moeder heeft de indruk dat [minderjarige] wel vaker met vuur speelde. Zo heeft zij onlangs in de thuissituatie op de kamer van [minderjarige] drie brandplekken aangetroffen. Met het verzoek om een gesloten plaatsing en het in te zetten [zorgtraject] vanuit [jeugdzorginstelling] is de moeder het eens. De moeder hoopt dat dat traject snel van start kan gaan. De [RJJI] acht de moeder niet de juiste plek voor [minderjarige].
4.4
Mr. Van Beers voert aan dat [minderjarige] het liefste naar huis wil, desnoods eerst een maand op proef, en pas wanneer het toch weer fout gaat, alsnog naar [jeugdzorginstelling]. Op 13 november 2024 heeft de strafraadkamer van de rechtbank de gevangenhouding van [minderjarige] voor de duur van 30 dagen bevolen. Om deze redenen verzoekt de advocaat primair om het verzoek af te wijzen. De advocaat stelt daarbij wel vast dat aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van het verzoek wordt voldaan. Indien de kinderrechter het voorliggende verzoek zal toewijzen, verklaart de advocaat dat hij aansluitend een strafrechtelijk schorsingsverzoek voor [minderjarige] te zullen gaan indienen. Volgens de advocaat is hem tijdens de strafraadkamer toegezegd, dat dat schorsingsverzoek dan snel zal worden behandeld. [minderjarige] zal dan op korte termijn bij [jeugdzorginstelling] kunnen worden geplaatst. Niet uitgesloten is dat bij een schorsing bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming in zijn rapport van 12 november 2024, zullen worden opgelegd.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet).
5.2.
De kinderrechter overweegt hierbij dat er sprake is van een zeer zorgelijke situatie. Zo is [minderjarige] in de zomer van 2024 in aanraking gekomen met een groep jongeren die bekend staat wegens overlast, antisociaal gedrag, wapenbezit en drugsgebruik. Sindsdien onttrekt [minderjarige] zich aan het gezag van zijn moeder. Daarnaast verzuimt hij veel van school, waardoor de leerplichtambtenaar betrokken geraakt en er sprake is van een verwijzing naar HALT. Op 1 november 2024 is [minderjarige] aangehouden op verdenking van brandstichting op 13 oktober 2024, waarbij enorme schade aan een winkelcentrum in [geboorteplaats] is ontstaan. [minderjarige] zit hiervoor nu in voorarrest. De moeder, de reeds betrokken hulpverlener, de school, de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering schatten het risico dat [minderjarige] zich zal onttrekken aan een open behandelgroep als hoog in en vormt daarom geen optie. Wel is een plaatsing binnen gesloten jeugdzorg, mede gelet op de nog zeer jonge leeftijd van [minderjarige], te verkiezen boven de huidige plaatsing binnen een JJI. Deelname daarbij van [minderjarige] aan het [zorgtraject] van [jeugdzorginstelling] kan de kinderrechter zeer wel ondersteunen. Door middel van dat traject zal er stapsgewijs worden toegewerkt naar een terugkeer van [minderjarige] naar huis middels deelname aan MST-therapie.
5.3.
De moeder en de gekwalificeerde gedragswetenschapper stemmen in met het verzoek.
5.4.
Aan de wettelijke vereisten van het verzoek wordt voldaan. Mede vanwege het zich brengen in risicovolle situaties acht de kinderrechter de na te nemen beslissing proportioneel en passend. De kinderrechter zal daarom het verzoek dan ook toewijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 14 november 2024 tot 14 februari 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024 door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 21 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.