In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de minderjarige [minderjarige]. De man, vertegenwoordigd door mr. S. Ben Ahmed, verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarige en een uitbreiding van de omgangsregeling. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. C.L.M. Gommers, was van mening dat gezamenlijk gezag niet in het belang van de minderjarige zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen niet in gezinsverband hebben samengeleefd en dat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de man. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd het verzoek tot gezamenlijk gezag af te wijzen, omdat dit een onaanvaardbaar risico voor de minderjarige met zich meebrengt. De rechtbank volgt dit advies en wijst het verzoek van de man af. De omgangsregeling wordt vastgesteld op één zaterdag per veertien dagen van 08.30 uur tot 18.00 uur, met de verplichting voor de vrouw om de man maandelijks te informeren over belangrijke zaken omtrent de minderjarige. De rechtbank concludeert dat de huidige situatie en de communicatie tussen de ouders niet voldoende zijn om gezamenlijk gezag te rechtvaardigen, en dat het in stand houden van het eenhoofdig gezag bij de vrouw in het belang van de minderjarige is.