In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 november 2024 een zorgmachtiging verleend op verzoek van de officier van justitie. Het verzoek betreft de betrokkene, geboren in 1982, die lijdt aan een psychische stoornis, waaronder schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ernstig nadeel ondervindt, waaronder levensgevaar en gevaar voor de algemene veiligheid. De rechtbank heeft de nodige vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, en heeft geoordeeld dat deze zorg noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren en te herstellen.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 22 oktober 2024 bij de rechtbank is ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 november 2024 was de betrokkene niet aanwezig, ondanks herhaalde pogingen om haar te bereiken. De rechtbank heeft vervolgens een nadere mondelinge behandeling op 11 november 2024 gehouden, waarbij de betrokkene en haar advocaat aanwezig waren. De rechtbank heeft de standpunten van de betrokkene en haar advocaat gehoord, waarbij de betrokkene aangaf dat het beter met haar gaat, maar dat zij sceptisch staat tegenover het verzoek voor verplichte zorg. De advocaat van de betrokkene heeft verzocht om afwijzing van het verzoek, maar in het geval van een andere beslissing, om de zorgmachtiging te beperken.
Na beoordeling van de stukken en de mondelinge behandeling heeft de rechtbank geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van twaalf maanden, met de mogelijkheid tot klinische opname in geval van terugval. De rechtbank heeft de overige verzochte zorgvormen afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk zijn gebleken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2024.