ECLI:NL:RBZWB:2024:7945

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
C/02/427894 / FA RK 24-4901
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Willemse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie voor verplichte zorg onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 november 2024 een zorgmachtiging verleend op verzoek van de officier van justitie. Het verzoek betreft de betrokkene, geboren in 1982, die lijdt aan een psychische stoornis, waaronder schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ernstig nadeel ondervindt, waaronder levensgevaar en gevaar voor de algemene veiligheid. De rechtbank heeft de nodige vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, en heeft geoordeeld dat deze zorg noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren en te herstellen.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 22 oktober 2024 bij de rechtbank is ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 november 2024 was de betrokkene niet aanwezig, ondanks herhaalde pogingen om haar te bereiken. De rechtbank heeft vervolgens een nadere mondelinge behandeling op 11 november 2024 gehouden, waarbij de betrokkene en haar advocaat aanwezig waren. De rechtbank heeft de standpunten van de betrokkene en haar advocaat gehoord, waarbij de betrokkene aangaf dat het beter met haar gaat, maar dat zij sceptisch staat tegenover het verzoek voor verplichte zorg. De advocaat van de betrokkene heeft verzocht om afwijzing van het verzoek, maar in het geval van een andere beslissing, om de zorgmachtiging te beperken.

Na beoordeling van de stukken en de mondelinge behandeling heeft de rechtbank geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van twaalf maanden, met de mogelijkheid tot klinische opname in geval van terugval. De rechtbank heeft de overige verzochte zorgvormen afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk zijn gebleken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/427894 / FA RK 24-4901
Datum uitspraak: 11 november 2024
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1982 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonende te [woonplaats], [adres],
advocaat mr. A. Apistola te Zwijndrecht.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 22 oktober 2024;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 1 november 2024.
1.2.
Aan de orde is een verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden te verlenen, te weten voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
1.3.
De rechtbank heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 1 november 2024 geconstateerd dat door betrokkene, hoewel behoorlijk opgeroepen, na herhaaldelijk aanbellen en aankloppen door zowel de advocaat als de casemanager niet werd open gedaan. Na voormelde pogingen te hebben ondernomen, heeft de rechtbank reden gezien om de zaak aan te houden, om betrokkene in de gelegenheid te stellen alsnog op het verzoek te worden gehoord en de rechtbank haar standpunt over het verzoek kan vernemen.
1.4.
De nadere mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 november 2024, op het thuisadres van betrokkene aan [adres] te [woonplaats]. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [naam], ambulant [zorgverlener].
1.5.
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.De standpunten

2.1.
Betrokkene merkt op dat het met haar steeds beter gaat. Dit is ook te danken aan de klinische behandeling die zij heeft gehad. De psychotische decompensatie die zij heeft doorgemaakt heeft op haar in zekere zin een shockerend effect gehad. Zij is nu bezig om al wat er achter haar ligt een plekje te geven. Hoewel zij voor de toekomst beslist wenst dat herhaling van wat zij heeft meegemaakt wordt voorkomen staat zij sceptisch tegenover het ingediende verzoek, nu zij daarmee feitelijk haar lot in andermans handen legt.
2.2.
De [zorgverlener] brengt naar voren dat zij, ter verdere stabilisatie van betrokkene en om in geval van een terugval in decompensatie tijdig in te kunnen grijpen, voortgezette verplichte zorg nog nodig acht. Ook zal betrokkene de komende tijd daarnaast therapeutische hulp krijgen. De verplichte zorg die zij nog noodzakelijk acht betreft het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, het opnemen in een accommodatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, bestaande uit het (blijven) onderhouden van contact met het ambulante zorgteam. Wel heeft de ervaring geleerd dat betrokkene, wanneer zij klinisch wordt opgenomen en zij opnieuw op medicatie wordt ingesteld, relatief snel herstelt. Verplichte zorg, voor zover die ziet op een klinische opnamemogelijkheid, kan daarom in totaliteit worden beperkt tot een periode van ten hoogste twee maanden.
2.3.
De advocaat van betrokkene voert aan dat hij vaststelt dat het gebruik door zijn cliënt van de haar voorgeschreven medicatie ervoor zorgt dat haar toestand geleidelijk verbetert. Zijn cliënt werkt consequent mee aan de medicatie toediening en aan de ambulante zorg. Daarvan uitgaande lijkt verplichte zorg niet langer noodzakelijk. Namens betrokkene verzoekt hij daarom primair het verzoek af te wijzen. In het geval dat de rechtbank anders mocht oordelen wijst hij erop dat het voor zijn cliënt zeer van belang is ter verdere stabilisatie dat zij in haar woning kan blijven wonen en dat de ambulante zorg voorlopig blijft doorlopen. Wel dient aan haar, gelet op al wat zij tot dusver heeft bereikt, een stip aan de horizon te worden geboden. Met deze toelichting verzoekt hij - bij wijze van subsidiair standpunt - de zorgmachtiging te beperken tot alleen het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten en deze te verlenen voor kortere duur, te weten drie of althans ten hoogste zes maanden, onder afwijzing van het meer of anders verzochte.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank verleent de gevraagde zorgmachtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
3.2.
De rechtbank is op grond van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat vast staat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, middel gerelateerde en verslavingsstoornissen en/of persoonlijkheidsstoornissen.
3.3.
Deze stoornis veroorzaakt ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige materiële schade;
- ernstige financiële schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
3.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
3.5.
Uit de actuele informatie blijkt dat betrokkene dankzij de haar geboden ambulante zorg, waaronder medicatie toediening voorzichtig herstelt. Echter heeft de ervaring geleerd dat, ondanks dat bij betrokkene sprake is van enig ziektebesef en -inzicht en zij gemotiveerd is voor de behandeling, er niet van duurzame en consistente bereidheid kan worden gesproken om aan de noodzakelijke zorg ter verdere stabilisatie consequent mee te werken, voor zo lang als dit nog nodig wordt geacht. Bovendien ziet haar behandelaar nog steeds een risico op een tussentijdse terugval in decompensatie. Van belang is dat, indien daarvan sprake mocht zijn, er tijdig door middel van klinische opname kan worden ingegrepen. Daarom is verplichte zorg nodig.
3.6.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
Voor de duur van de zorgmachtiging:
  • het toedienen van medicatie;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot
gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik
van communicatiemiddelen;
Gedurende maximaal twee maanden gedurende de looptijd van de zorgmachtiging van zes maanden in geval van decompensatie:
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie.
De rechtbank zal de overige verzochte zorgvormen afwijzen, nu niet is gebleken dat deze vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn.
3.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.8.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
3.9.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de zorgmachtiging worden verleend voor een periode van twaalf maanden.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1982 in [geboorteplaats],
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in rechtsoverweging 3.6 kunnen worden getroffen;
4.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 november 2025;
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2024 door mr. Willemse, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 19 november 2024
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.