ECLI:NL:RBZWB:2024:7931

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
BRE 23/3601
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffing parkeerbelasting en geldigheid parkeervergunning na verhuizing

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had op 23 januari 2023 een naheffingsaanslag opgelegd aan belanghebbende, omdat haar auto geparkeerd stond in een betaald parkeren zone zonder dat er parkeerbelasting was betaald. Belanghebbende had na haar verhuizing naar een andere plaats haar auto achtergelaten bij het woonadres van haar moeder, waar een parkeervergunning was verleend die echter niet tijdig was verlengd. De rechtbank behandelt het beroep van belanghebbende, die aanvoert dat zij niet op de hoogte was van de vervaldatum van de vergunning, omdat zij gewend was om herinneringen te ontvangen van de gemeente. De rechtbank oordeelt dat het de verantwoordelijkheid van belanghebbende zelf was om tijdig een nieuwe vergunning aan te vragen en dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om haar hierop te wijzen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag in stand blijft. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3601

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] , verbonden aan Rechtswinkel Tilburg),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 30 mei 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft op 23 januari 2023 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben belanghebbende, haar gemachtigde en de heffingsambtenaar deelgenomen. Namens de heffingsambtenaar is [naam] verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft na haar verhuizing naar [plaats 2] haar auto met kenteken [kenteken] (de auto) achtergelaten bij het woonadres van haar moeder in [plaats 1] ( [straat] ).
3.1.
Per brief van 20 april 2022 is aan de moeder van belanghebbende kenbaar gemaakt dat een parkeervergunning voor de auto is verleend. De parkeervergunning is geldig van 20 april 2022 tot en met 19 januari 2023. Parkeren met gebruik van deze vergunning is toegestaan in zone N04 (Noord) en in de naastgelegen rayons met dezelfde rayonletter.
3.2.
Bij e-mail van 29 december 2022 heeft Parkeerservice [plaats 1] namens de heffingsambtenaar aan de moeder van belanghebbende een factuur gestuurd in verband met de afgifte van een nieuwe parkeervergunning.
3.3.
Op 23 januari 2023 stond de auto geparkeerd in de [straat] (zone N04). Tijdens een controle omstreeks 14.45 uur is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was betaald. Daarom is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 54,77 (€ 1 parkeerbelasting en € 53,77 kosten). Per brief van 26 januari 2023 is de naheffingsaanslag aan belanghebbende kenbaar gemaakt.
3.4.
Het verschuldigde bedrag voor de afgifte van een nieuwe parkeervergunning is op 15 februari 2023 betaald. De parkeervergunning is na ontvangst van de betaling opnieuw verstrekt en is geldig van 15 februari 2023 tot en met 19 oktober 2023.

Motivering

4. Het staat niet ter discussie dat de auto op het moment van de controle op 23 januari 2023 geparkeerd stond in een betaald parkeren zone (N04). Ook staat niet ter discussie dat voor die parkeeractie geen betaling via de parkeerautomaat was gedaan. Wel is in geschil of de parkeervergunning nog geldig was. En verder is in geschil of, als de parkeervergunning niet meer geldig was, dat aan het onzorgvuldig handelen van de heffingsambtenaar te wijten is geweest omdat hij belanghebbende daar niet aan heeft herinnerd.
4.1.
Belanghebbende brengt naar voren dat zij gewend was om een bericht te krijgen van de gemeente vlak voor het aflopen van de vergunning. Die gewenning is ontstaan in de periode dat zij de vergunning per maand betaalde en dus per maand een herinnering ontving. Enige tijd voor de parkeeractie op 23 januari 2023 was belanghebbende (namens haar moeder) overgegaan op betaling per jaar in plaats van per maand. Belanghebbende was zich er niet van bewust dat zij door deze wijziging niet meer maandelijks informatie van de gemeente over haar parkeervergunning zou ontvangen.
4.2.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de toelichting van belanghebbende. Toch krijgt zij geen gelijk. Het op tijd aanvragen van een nieuwe parkeervergunning is de verantwoordelijkheid van de gebruiker van de parkeervergunning. Belanghebbende had bijvoorbeeld zelf een vorm van reminder kunnen instellen, zodat zij tijdig eraan herinnerd zou worden om een nieuwe parkeervergunning aan te vragen. De heffingsambtenaar heeft namelijk bij de afgifte van de parkeervergunning duidelijk aangegeven tot welke datum de parkeervergunning geldig was. Dus belanghebbende wist heel ruim van tevoren wanneer de parkeervergunning afliep. Belanghebbende is ervan uitgegaan dat de werkwijze van de herinnering tot betaling per maand ook van toepassing zou zijn op de betaling per jaar. Dat is een onterechte aanname. De gemeentelijke regelgeving schrijft dat niet voor. En juist omdat belanghebbende zelf een wijziging in de betalingstijdvakken heeft aangebracht, is sprake van een nieuwe situatie die meebrengt dat ze zich opnieuw moet verdiepen in de werkwijze van aanvragen, betalen en verlengen. Belanghebbende heeft dus helaas een verkeerde inschatting gemaakt. Ze kan zich er niet op beroepen dat de heffingsambtenaar haar daar niet voor heeft behoed. De heffingsambtenaar is daartoe niet verplicht. De vraag of de e-mail van de heffingsambtenaar aan (de moeder van) belanghebbende van 29 december 2022 wel of niet is ontvangen, is daarbij niet relevant.

Conclusie en gevolgen

5. Het oordeel van de rechtbank is dat de heffingsambtenaar gelijk heeft. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting in stand blijft.
5.1.
Omdat het beroep ongegrond is krijgt belanghebbende het betaalde griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 20 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.