Op 1 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een jeugdzorgzaak betreffende de minderjarige [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 15 november 2024 tot 15 juni 2025, terwijl het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing is afgewezen. De zaak betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige], die onder toezicht is gesteld van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland. De kinderrechter heeft de belangen van [minderjarige] en de betrokken ouders in overweging genomen, evenals de noodzaak voor stabiliteit en continuïteit in de zorg voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige], ondanks positieve stappen die zijn gezet. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat de GI (Gezinsvoogdij) betrokken moet blijven om de belangen van [minderjarige] te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan ingaan, ongeacht een eventueel hoger beroep.