Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen de erfgenaam van [belanghebbende] en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft verzoeken tot ambtshalve vermindering van aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2017 tot en met 2020. Belanghebbende heeft de inspecteur in gebreke gesteld wegens het niet-tijdig beslissen op haar verzoeken en heeft op 11 juli 2022 beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur inmiddels op de verzoeken heeft beslist, waardoor er geen belang meer is bij de beroepen tegen het niet-tijdig beslissen. Deze beroepen zijn dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat belanghebbende recht heeft op een dwangsom van € 1.442, waar belanghebbende ter zitting mee instemde. De rechtbank heeft de beroepen inzake de dwangsom gegrond verklaard en bepaald dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De rechtbank heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. B.W. Liu, en heeft de uitspraak geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.