Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, volgens bord E1 (parkeerverbod) op de Gravenstraat te Breda op 5 mei 2023. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 11 oktober 2024 was de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. Betrokkene voerde aan dat hij een lopende parkeervergunning had en dat het parkeren op het pleegtijdstip gratis zou zijn geweest. Hij betwistte de gedraging en verwees naar bijlagen die hij had meegestuurd, waarin hij stelde dat er meerdere parkeervakken aan de zijkant van de weg waren, wat de onduidelijkheid over de parkeersituatie zou bevestigen.
De zittingsvertegenwoordiger steunde de stelling van betrokkene en merkte op dat de situatie onduidelijk was, mede door veranderingen in de belijning en bebording. De kantonrechter concludeerde dat het niet vast te stellen was of de gedraging daadwerkelijk had plaatsgevonden, waardoor de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de boete werden vernietigd, en de officier van justitie werd opgedragen het betaalde bedrag van € 119,- aan betrokkene terug te betalen.