ECLI:NL:RBZWB:2024:7880

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
10930134 _ MB VERZ 24-139
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke bebording en gebrek aan vergunning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder de vereiste vergunning. Betrokkene had beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 11 oktober 2024 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd vond plaats op 14 oktober 2022 om 19:39 uur op de Van Goorstraat te Breda. De gemachtigde van betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was, omdat betrokkene niet had kunnen weten dat voor de betreffende parkeerplaats een vergunning vereist was. Hij verwees naar de afstand tussen de parkeerlocatie en het bord dat de vergunningplicht aangaf, en stelde dat de bebording onduidelijk was. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie steunde het beroep en stelde dat de bebording bij de pleeglocatie ontbrak.

De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden, en dat de situatie onduidelijk was door het ontbreken van duidelijke bebording. Daarom verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond, vernietigde de beschikking waarbij de boete was opgelegd, en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag van € 109,- aan betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegekend aan betrokkene. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10930134 \ MB VERZ 24-139
CJIB-nummer : 7062 5422 5353 4294
uitspraakdatum : 11 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op parkeerplaats vergunninghouders (bord E9) zonder vergunning voor dat voertuig op de Van Goorstraat te Breda op 14 oktober 2022 om 19:39 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Gemachtigde stelt zich op het standpunt dat betrokkene niet had kunnen weten dat voor de betreffende parkeerplaats een vergunning was vereist. Gemachtigde verwijst naar zijn producties en geeft aan dat er een flinke afstand was tussen de locatie waar betrokkene heeft geparkeerd en waar het bord E9 stond. Verder staat bij het uitrijden van de Godevaert Montensstraat een bord dat het einde van de zone aanduidt. Volgens gemachtigde betekent dit dat het E9-bord op de betreffende locatie enkel ziet op de Godevaert Montensstraat. Dit wordt onder meer bevestigd door het feit dat indien men van de Nieuwe Ginnekenstraat de Godevaert Monetensstraat inrijdt men eveneens het bord E9 tegenkomt. De Nieuwe Ginnekenstraat is een zone waar tegen betaling geparkeerd kan worden. Betrokkene is dan ook van mening dat de Van Goorstraat in het verlengde daarvan gezien moet worden. Dit wordt onder meer ondersteund door het feit dat de borden bij de ingang van de straat niet wijzen op het feit dat hier ook een zone voor vergunninghouders geldt. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren, aangezien de bebording bij de pleeglocatie ontbreekt, terwijl deze in de andere straat wel aanwezig is.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat het een onduidelijke situatie betreft waarbij de aanwezigheid van de bebording niet is vast te stellen. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen voor het indienen van het beroepschrift, te weten 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: