Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rijksweg A27 te Hank op 8 januari 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 11 oktober 2024 is de zaak behandeld. De gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, was niet aanwezig, terwijl de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, wel aanwezig was. De kantonrechter heeft de gedraging, waarvoor de boete was opgelegd, als vaststaand beschouwd. De betrokkene ontkende de gedraging te hebben verricht en stelde dat een medepassagier het apparaat vasthield. De gemachtigde voerde aan dat niet voldaan was aan de vereisten van artikel 61a RVV, omdat er geen specificaties van het apparaat waren genoteerd.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging. De verbalisanten hadden duidelijk omschreven dat betrokkene een telefoon vasthield en het scherm aanraakte. De kantonrechter vond de verklaring van betrokkene te summier om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen. De boete werd daarom als terecht opgelegd beschouwd. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door griffier E. Alekperov.