ECLI:NL:RBZWB:2024:7863

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
BRE 23/12447
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar WOZ-beschikking

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 november 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de niet-ontvankelijk verklaring van de heffingsambtenaar behandeld. Het betreft een WOZ-beschikking voor een object in [plaats], met als aanslagnummer [aanslagnummer]. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard door de heffingsambtenaar, die stelde dat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank stelt vast dat de aanslag, gedateerd op 25 februari 2022, pas op 12 april 2023 door de belanghebbende is ontvangen. Hierdoor is de bezwaartermijn pas op dat moment aangevangen, wat betekent dat het bezwaar tijdig is ingediend. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de heffingsambtenaar op om alsnog inhoudelijk op het bezwaar te beslissen. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan de belanghebbende. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, in aanwezigheid van griffier N. Plasman.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/12447

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 18 december 2023. Het beroep ziet op de WOZ-beschikking voor het object [adres] te [plaats] met [aanslagnummer].
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat de heffingsambtenaar het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarom is het beroep kennelijk gegrond.

Motivering

3. De aanslag heeft als dagtekening 25 februari 2022.
4. Het bezwaarschrift, met dagtekening 4 april 2023, is bij de heffingsambtenaar ontvangen op 12 april 2023.
5. Belanghebbende betwist de tijdige ontvangst en daarmee de tijdige verzending van de aanslag. In dat geval is de bezwaartermijn niet aangevangen op de dagtekening van de aanslag, maar op het moment van ontvangst van de aanslag. Het is aan de heffingsambtenaar om aannemelijk te maken dat de aanslag voor de dagtekening ervan is verzonden. Daarbij is in ieder geval vereist dat de aanslag is voorzien van een juiste adressering en een verzenddatum en dat er sprake is van een deugdelijke verzendadministratie.
6. De heffingsambtenaar heeft gereageerd op het beroepschrift. De heffingsambtenaar deelt mede dat op 28 juni 2023 een e-mail is ontvangen van belanghebbende waarin is aangegeven dat de aanslag niet tijdig is ontvangen en dat er een verschoonbare reden was voor de te late indiening. De heffingsambtenaar verzoekt de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren en de zaak terug te wijzen.
7. Aangezien de tijdige ontvangst van de aanslag wordt betwist en de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aanslag voor de dagtekening ervan is verzonden, gaat de rechtbank ervanuit dat de aanslag later is verzonden. De bezwaartermijn is pas op het moment van ontvangst van de aanslag aangevangen, waardoor het bezwaar tijdig is ingediend.

Conclusie en gevolgen

8. Het bezwaar is daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De heffingsambtenaar moet alsnog inhoudelijk op het bezwaar beslissen.
8.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van belanghebbende een beroepschrift heeft ingediend. De rechtbank merkt de zaak aan als een lichte zaak. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Voor een vergoeding van kosten voor bezwaar is in dit stadium van de procedure geen plaats, omdat de zaak teruggewezen wordt en de bezwaarprocedure nog niet is afgerond.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de heffingsambtenaar op een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 18 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.