ECLI:NL:RBZWB:2024:7841

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
02-084872-23 en 23-001799-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel

Op 15 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 januari 2023 in Tilburg openlijk geweld heeft gepleegd. De verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging, waarbij meerdere slachtoffers betrokken waren, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, geweld heeft gebruikt tegen deze slachtoffers, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 4]. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij handelde uit noodweer, en concludeerde dat er geen sprake was van een noodweersituatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade die de slachtoffers hadden geleden, met specifieke bedragen toegewezen aan de benadeelde partijen. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan gedragsinterventies.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-084872-23 en 23-001799-20 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 15 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum] 1990 te [plaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. T.M. ten Velde, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 november 2024, waarbij de officier van justitie mr. C.M.J.M. van Buul en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) en [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) en tegen een auto.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ).
Daarnaast wordt aangevoerd dat het letsel dat [slachtoffer 4] heeft opgelopen niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging partieel moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Niet ter discussie staat dat er op 22 januari 2023 op de openbare weg, namelijk op de Sweelincklaan in Tilburg , een geweldsincident heeft plaatsgevonden. Hierbij waren verdachte en [medeverdachte] en aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] betrokken. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat verdachte de passagier is die als eerste achter uit de auto stapte, nu verdachte verklaart dat hij door een maat van hem is afgezet en dat [medeverdachte] de bestuurder van die auto was.
Partiële vrijspraak
Verdachte wordt onder andere verweten dat hij geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] . De rechtbank constateert dat het geweld gepleegd tegen [slachtoffer 3] bestond uit het slaan met een buis tegen zijn kuit door [medeverdachte] . Het slaan met een buis is niet als expliciete geweldshandeling in de tenlastelegging van verdachte opgenomen. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van geweld gepleegd tegen [slachtoffer 3] .
Overige geweldshandelingen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat het geweld tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] bestond uit het slaan, stompen en/of trappen tegen hun gezicht en/of lichaam. Ook hebben verdachte en [medeverdachte] de auto van [slachtoffer 2] beschadigd door meerdere keren tegen deze auto te trappen.
Bijten in de lip
Verdachte wordt ook verweten dat hij in de lip van [slachtoffer 4] heeft gebeten. Verdachte heeft dit ontkend.
Uit de aangifte van [slachtoffer 4] volgt dat verdachte tijdens het gevecht met [slachtoffer 4] in de lip van [slachtoffer 4] heeft gebeten, waardoor [slachtoffer 4] een snee in zijn lip heeft opgelopen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 4] . De aangifte van [slachtoffer 4] wordt bovendien ondersteund door het bij hem geconstateerde letsel. Uit de foto’s van het letsel en de medische gegevens van [slachtoffer 4] blijkt duidelijk dat de snee is ontstaan door in de lip te bijten en niet, zoals de verdediging heeft aangevoerd, door een tand door de lip door een eventuele valpartij. De snee wordt in de medische gegevens van [slachtoffer 4] ook omschreven als bijtwond.
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of dit letsel gekwalificeerd moet worden als zwaar lichamelijk letsel. Daarbij moet worden gekeken naar de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit de medische gegevens van [slachtoffer 4] blijkt dat [slachtoffer 4] een wond aan zijn onderlip heeft opgelopen van drie centimeter. Deze wond was door en door en van dien aard dat deze moest worden gehecht met zeven hechtingen. Verder blijkt uit het dossier dat [slachtoffer 4] drie keer een inenting heeft gehad tegen hepatitis B. De rechtbank heeft op zitting geconstateerd dat de wond is verworden tot een blijvend litteken van drie centimeter, beginnend in de onderlip en lopende naar beneden. Dit betekent dat het gaat om een blijvend ontsierend litteken in het aangezicht van [slachtoffer 4] . Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 4] moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Openlijke geweldpleging
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als openlijke geweldpleging. Uit de aangiftes volgt dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 1] meerdere keren heeft geslagen tegen zijn gezicht en hem heeft getrapt tegen zijn hoofd. Ook was het verdachte die [slachtoffer 4] gebeten heeft in zijn lip. Verdachte heeft [slachtoffer 4] meerdere keren geslagen en geschopt en hij heeft ook tegen de auto van [slachtoffer 2] getrapt. De rechtbank is ook van oordeel dat het openlijke geweld in vereniging is gepleegd. Verdachte stapte als eerste uit de auto, is naar het groepje van aangevers gelopen en is begonnen met de geweldshandelingen. Dit blijkt uit de verklaringen van de aangevers. Vervolgens is [medeverdachte] ook uitgestapt, heeft een buis uit de achterbak van zijn auto gepakt en is op de groep afgegaan. De geweldshandelingen die [medeverdachte] specifiek heeft gepleegd omvatten ook slaan en stompen tegen aangevers en slaan met die buis. [medeverdachte] heeft verklaard zijn vriend te willen helpen. Zo is een gezamenlijke vechtpartij ontstaan waar zij beiden aan deel hebben genomen en een significante bijdrage aan hebben geleverd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 22 januari 2023 te Tilburg openlijk, te weten aan de Sweelincklaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] , door die
- meermalen te slaan en te stompen tegen het gezicht en het hoofd, en het lichaam, en
- te schoppen en te trappen tegen het hoofd en het lichaam en
- te bijten in de lip van die [slachtoffer 4] ,
en tegen een goed, te weten een personenauto (gekentekend [kenteken] ) door meermalen te trappen tegen die auto, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten een snee in de lip, voor die [slachtoffer 4] , ten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging komt verdachte een beroep toe op noodweer(exces), omdat verdachte zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie voert aan dat verdachte geen geslaagd beroep op noodweer(exces) toekomt, omdat verdachte juist degene is geweest die, onder invloed van alcohol, op agressieve wijze de confrontatie met aangevers heeft gezocht. Er is dus geen sprake van een noodweersituatie.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Noodweer(exces)
Voor noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of iemand anders lijf, eerbaarheid of goed. Van een ogenblikkelijke aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. De enkele vrees/angst voor zo'n aanranding is daartoe echter niet voldoende.
De door een verdachte tegen deze (dreigende) aanranding gevoerde verdediging dient noodzakelijk en geboden te zijn geweest. Van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding kan niet worden gesproken, indien degene die zich verdedigt zich aan de (dreigende) aanranding had kunnen en moeten onttrekken.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gedetailleerd en consistent hebben verklaard over de geweldshandelingen die verdachte en [medeverdachte] hebben verricht. Zij maken de geweldshandelingen niet groter en zijn ook open geweest over hun eigen aandeel. Zo heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij verdachte één keer heeft geslagen en dat hij verdachte uit de auto heeft getrokken toen die in de auto van [slachtoffer 2] was gestapt. Ook verklaren aangevers dat zij de auto waarin verdachte en [medeverdachte] zaten, na het geweldsincident hebben gevolgd om het kenteken te noteren. Aangevers hebben verklaard bij deze ‘achtervolging’ harder te hebben gereden dan was toegestaan. Hierdoor komen de verklaringen van aangevers authentiek op de rechtbank over. Zij ziet dan ook geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen en zal deze verklaringen volgen. Dit betekent dat zij ervan uitgaat dat verdachte degene is geweest die op agressieve wijze op aangevers af is gelopen en vervolgens [slachtoffer 1] heeft geslagen in zijn gezicht. Dit handelen moet daarom naar het oordeel van de rechtbank niet als verdedigend, maar juist als aanvallend worden aangemerkt. Bovendien hadden verdachte en [medeverdachte] geen enkel letsel, zodat ook daarom niet aannemelijk is dat zij zijn aangevallen en hebben gehandeld uit noodzakelijke (zelf)verdediging. Daarbij merkt de rechtbank op dat, al zou [slachtoffer 1] verdachte als eerste hebben geslagen, dit in de gegeven omstandigheden nog geen noodweersituatie oplevert. Verdachte had zich namelijk op dat moment kunnen onttrekken aan de situatie door terug te lopen naar de auto, in te stappen en weg te rijden of door het appartementencomplex, waar hij ook woont, binnen te gaan. Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen. Hierdoor komt de rechtbank niet toe aan bespreking van het beroep op noodweerexces.
Conclusie
Ook voor het overige zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit of de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, wordt verzocht rekening te houden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtspraak en aan verdachte een taakstraf op te leggen. Bij openlijke geweldpleging met lichamelijk letsel, niet zijnde zwaar lichamelijk letsel, ten gevolge, geven de oriëntatiepunten als uitgangspunt een taakstraf. Bovendien volgt verdachte op dit moment een traject bij de gemeente Tilburg voor werk. Dit traject verloopt goed. De casemanager heeft aangegeven dat een gevangenisstraf dit goedlopende traject zal doorkruisen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging. Op 22 januari 2023 waren [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] op stap geweest in Tilburg . Zij zijn rond 03:30 uur weggegaan uit de stad en met de auto richting de flat van [slachtoffer 4] aan de Sweelincklaan gereden om hem thuis af te zetten. Zij stonden met z’n vieren voor die flat een sigaretje te roken en na te praten over de stapavond toen er een auto aan kwam rijden. In deze auto zaten verdachte en [medeverdachte] . Op enig moment stapt verdachte uit deze auto en loopt hij op agressieve wijze in de richting van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Uit het niets ontstaat er een gevecht, waarbij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] door verdachte en [medeverdachte] worden geslagen en geschopt. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] lopen daarbij letsel op. Aan [slachtoffer 4] is zwaar lichamelijk letsel toegebracht: hij heeft een blijvend litteken in zijn gezicht waarmee hij iedere dag wordt geconfronteerd. Met zijn handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] . Op zitting was duidelijk waarneembaar wat het incident met de slachtoffers heeft gedaan. Zij hebben nog altijd angstgevoelens als gevolg van het handelen van verdachte en [medeverdachte] .
Ook hebben verdachten de auto van [slachtoffer 2] beschadigd door hier meerdere keren tegen te trappen.
Verdachte was duidelijk onder invloed van alcohol en heeft (mede daardoor) zeer agressief en gewelddadig gedrag vertoond richting de slachtoffers. Er is sprake van zinloos geweld, waarbij verdachte buitensporig veel geweld heeft gebruikt. Verdachte heeft zelfs in iemand zijn lip gebeten. Bovendien heeft de openlijke geweldpleging plaatsgevonden in de nacht en in het openbaar, namelijk op straat in een woonwijk. Een dergelijk incident zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Dit is niet de eerste keer dat verdachte zich schuldig maakt aan geweldsfeiten. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor mishandeling en poging tot zware mishandeling. Er is dus sprake van recidive. Dit feit is zelfs gepleegd in de proeftijd van de bij vonnis in die eerdere zaak voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank zal dit in het nadeel van verdachte meewegen.
De rechtbank weegt verder in het nadeel van verdachte mee dat hij op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Zo is hij niet op zitting verschenen en bagatelliseert hij zijn handelen door bij de politie te verklaren dat hij heeft gehandeld uit zelfverdediging. Van oprecht berouw over zijn handelen is de rechtbank niet gebleken.
Over verdachte is op 3 oktober 2024 een rapport door de reclassering opgemaakt. Hieruit blijkt dat verdachte zijn leven inmiddels redelijk op orde heeft. Hij heeft passende huisvesting en ontvangt een uitkering. Ook volgt verdachte een traject binnen de gemeente Tilburg dat is gericht op het krijgen van werk. Volgens de raadsman ter zitting is verdachte inmiddels daadwerkelijk gestart met een baan. Er wordt al langer gesproken over agressieproblematiek bij verdachte waardoor verdachte telkens in aanraking komt met politie en justitie, maar verdachte heeft hier nooit behandeling voor gehad. De reclassering ziet een positieve verandering in de houding van verdachte. Verdachte is gemotiveerd om medewerking te verlenen aan interventies. Geadviseerd wordt om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het deelnemen aan gedragsinterventie (agressiebeheersing), het volgen van een ambulante behandeling, dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole.
De straf
Gelet op de aard en ernst van het feit en de omstandigheid dat sprake is van recidive, is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een gevangenisstraf kan worden volstaan.
Bij het bepalen van de hoogte van die gevangenisstraf wordt aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtspraak. Deze oriëntatiepunten geven als uitgangspunt bij openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank ziet, alles afwegende, geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Zij acht het daarnaast van belang om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Dit omdat zij het belangrijk vindt dat verdachte wordt behandeld en om ervoor te zorgen dat verdachte zich niet langer schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten.
Concluderend, acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. Zij legt dan ook aan verdachte op een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke deel zal zij de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding. Verdachte wordt partieel vrijgesproken van de gedraging waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
[slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 6.314,33, bestaande uit € 314,33 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
Jas
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 180,00 voor schade aan zijn jas. De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van deze kosten zouden kunnen leiden, niet voldoende vast zijn komen te staan. Deze schade is dan ook onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dit deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vaccinaties
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 134,33 voor drie vaccinaties tegen hepatitis B. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten voldoende zijn onderbouwd. Deze kosten staan ook in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht de gevorderde schadepost dan ook volledig toewijsbaar.
Immateriële schade
De benadeelde vordert een bedrag van € 6.000,00 aan immateriële schade. Hiertoe is aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat in ieder geval sprake is van een inbreuk op de lichamelijke integriteit. [slachtoffer 4] had zwaar lichamelijk letsel, namelijk een wond aan zijn lip. Hij heeft hieraan een blijvend litteken in zijn gezicht overgehouden, waar hij elke dag mee wordt geconfronteerd. De rechtbank acht gezien de omstandigheden en gelet op vergelijkbare zaken een bedrag van € 5.000,00 billijk aan immateriële schade voor dit letsel.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de aard en ernst van de normschending door verdachte meebrengen dat de relevante nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat ook sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Immers vormt de openlijke geweldpleging ook een ernstige inbreuk op de geestelijke integriteit van de benadeelde partij. De rechtbank acht hiervoor gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend een vergoeding van een bedrag van € 1.000,00 billijk.
Concluderend zal de rechtbank het gevorderde bedrag aan immateriële schade in zijn geheel toewijzen.
Conclusie
De rechtbank zal in totaal een bedrag van € 6.134,33 toewijzen. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 5.984,95, bestaande uit € 984,95 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
Telefoonscherm
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 150,00 voor schade aan het scherm van zijn telefoon. De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van deze kosten zouden kunnen leiden, niet voldoende vast zijn komen te staan. Deze schade is dan ook onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dit deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Jas
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 834,95 voor schade aan zijn jas. De rechtbank zal gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid nu stukken ter onderbouwing van het precieze schadebedrag ontbreken, maar uit het dossier wel duidelijk blijkt dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit schade aan zijn jas heeft opgelopen. De rechtbank zal die schade begroten op een bedrag van € 300,00. De door de benadeelde partij gevorderde schadepost acht de rechtbank dan ook toewijsbaar tot een bedrag van € 300,00. Voor het overige deel zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde vordert een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade. Hiertoe is aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Immers vormt de openlijke geweldpleging een ernstige inbreuk op de geestelijke integriteit van de benadeelde partij. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank acht gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend een vergoeding van een bedrag van € 1.000,00 billijk.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Conclusie
De rechtbank zal in totaal een bedrag van € 1.300,00 toewijzen. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 5.737,67, bestaande uit € 2.737,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
Jas (stomerijkosten)
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 50,00 aan kosten voor de stomerij. De rechtbank is van oordeel deze kosten voldoende zijn onderbouwd. Op de foto’s in het dossier is duidelijk te zien dat er bloed op de jas zat. Deze kosten staan ook in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht de gevorderde schadepost dan ook volledig toewijsbaar.
Schade auto
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 2.548,74 voor schade aan zijn auto. De rechtbank is van oordeel dat voor een deel van de kosten een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte ontbreekt, zodat geen sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Dit geldt voor de kosten:
  • wiel/en v uit-/inbouwen aanv werkz € 15,50;
  • front richten € 116,25;
  • foutgeheugen uitlezen € 23,25.
Rekening houdend met de BTW en het arbeidsloon zal de rechtbank deze kosten schatten op € 180,00. De benadeelde partij zal voor dit deel van de schadepost niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de overige kosten voldoende zijn onderbouwd. Deze kosten staan ook in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De rechtbank acht dit deel (in totaal € 2.368,74) van de gevorderde schadepost toewijsbaar.
Schade koppeling
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 1.128,93 voor schade aan de koppeling van zijn auto. De rechtbank is van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan. Het causaal verband tussen het incident en deze schade is onvoldoende onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde vordert een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade. Hiertoe is aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Immers vormt de openlijke geweldpleging een ernstige inbreuk op de geestelijke integriteit van de benadeelde partij. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank acht gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend een vergoeding van een bedrag van € 1.000,00 billijk.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Conclusie
De rechtbank zal in totaal een bedrag van € 3.418,74‬ toewijzen. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Wettelijke rente
De rechtbank gaat ervan uit dat de materiële schade van de benadeelde partijen gemiddeld één maand na het bewezenverklaarde feit is ontstaan. De rechtbank zal daarom die toegekende schadebedragen vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2023. De immateriële schade van de benadeelde partijen is direct na het bewezenverklaarde feit ontstaan. De rechtbank zal daarom die toegekende schadebedragen vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2023.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit voor een groot deel samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor een deel van de schade. De rechtbank zal de toegewezen schadebedragen van € 1.000,00 van [slachtoffer 4] en de gehele toegewezen schadebedragen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daarom hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover deze bedragen door zijn mededader zijn betaald, en andersom.
Het toegewezen schadebedrag van € 5.000,00 van [slachtoffer 4] wordt niet hoofdelijk toegewezen, omdat alleen verdachte de veroorzaker is geweest van het litteken bij [slachtoffer 4] .

8.Het beslag

8.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp (geldbedrag van € 1.175,00) aan verdachte, aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van twee maanden gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 april 2021 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijke in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan West 275 te Tilburg . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Huisbezoeken zijn onderdeel van de meldplicht;
* dat verdachte, indien de reclassering dat nodig en uitvoerbaar acht, actief deelneemt aan de gedragsinterventie agressieregulatie of alcohol en geweld of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* dat verdachte, indien de reclassering het nodig acht, meewerkt aan intake, diagnostiek en dat laat hij zich behandelen door Ambulant Forensisch Centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. Verdachte houdt zich aan de afspraken met de gemeente Tilburg . Verdachte overhandigt bewijsstukken zoals een arbeidsovereenkomst, loonstroken, of sollicitatiebrieven;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het van inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 1.175,00;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij arrest d.d. 15 april 2021 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 23-001799-20
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van twee maanden;
De benadeelde partij [slachtoffer 3]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 3] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
De benadeelde partij [slachtoffer 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van € 6.134,33, waarvan € 134,33 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2023 voor wat betreft de immateriële schade en vanaf 22 februari 2023 voor wat betreft de materiële schade tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor een bedrag € 1.000,00;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 4] € 6.134,33 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 januari 2023 voor wat betreft de immateriële schade en vanaf 22 februari 2023 voor wat betreft de materiële schade tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 65 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor een bedrag € 1.000,00;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 1.300,00, waarvan € 300,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 januari 2023 voor wat betreft de immateriële schade en vanaf 22 februari 2023 voor wat betreft de materiële schade tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1] € 1.300,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 januari 2023 voor wat betreft de immateriële schade en vanaf 22 februari 2023 voor wat betreft de materiële schade tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 23 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 3.418,74‬ waarvan € 2.418,74 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 januari 2023 voor wat betreft de immateriële schade en vanaf 22 februari 2023 voor wat betreft de materiële schade tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] € 3.418,74‬ te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 januari 2023 voor wat betreft de immateriële schade en vanaf 22 februari 2023 voor wat betreft de materiële schade tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 44 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. M. van de Wetering en
mr. J.M.J.C. Paijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 november 2024.
Mr. M.E.I. Beudeker is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij, op of omstreeks 22 januari 2023 te Tilburg openlijk, te weten aan de Sweelincklaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ,
door die
- meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen tegen het gezicht en/of het hoofd, en/of het lichaam, en/of
- te schoppen en/of te trappen tegen het hoofd, en/of het lichaam, en/of
- te bijten in de lip van die [slachtoffer 4] ,
- en/of een goed, te weten een personenauto (gekentekend [kenteken] ) door meermalen, althans eenmaal te trappen tegen die auto, terwijl hij, verdachte deze goederen opzettelijk heeft vernield
en dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een snee in de lip, voor die [slachtoffer 4] , ten gevolge heeft gehad;
(art. 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)