Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2024 in de zaken tussen
[vergunninghouder 1] en [vergunninghouder 2] , uit [plaats 1] , eisers (‘vergunninghouders’),
(‘bezwaarmakers’),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk.
Inleiding
bezwaarmakersvan 30 maart 2022 tegen de op 24 februari 2022 verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een recreatiewoning met berging aan de [adres] in [plaats 2] en het gebruiken van dit perceel in strijd met het bestemmingsplan.
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
vergunninghoudersaldus dat zij zich op het standpunt stellen dat de beslistermijn nog niet verstreken is.
Vergunninghoudersonderbouwen dit standpunt door te verwijzen naar het standpunt van het college dat in de heroverweging op het bezwaar is gebleken dat niet de juiste procedure is gevolgd. Volgens het college had de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure moeten worden gevolgd. Dat heeft tot gevolg dat er pas een besluit kan worden genomen als het ontwerpbesluit ter inzage is gelegd. Dat is nog niet gebeurd, waarmee nog niet alle wettelijke procedures zijn nageleefd. Hiermee is volgens
vergunninghoudersonder verwijzing naar artikel 7:10, vierde lid, sub c, van de Algemene wet bestuursrecht, de beslistermijn van rechtswege verdaagd.
vergunninghoudersis de rechtbank van oordeel dat het uitstel van de beslistermijn in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften niet van rechtswege intreedt. Gelet op 7:10, derde lid, kan het college de beslissing voor ten hoogste 6 weken verdagen. Hiervoor is een verdagingsbesluit nodig, dat aan de betrokken belanghebbende bekend moet worden gemaakt. Uit de woorden “verder uitstel” leidt de rechtbank af dat voor verder uitstel van de beslistermijn noodzakelijk is dat het college weer een verdagingsbesluit neemt, dat ook aan de belanghebbende bekend moet worden gemaakt. Een ander oordeel zou er toe leiden dat belanghebbenden niet weten wanneer de beslistermijn eindigt en dan ook niet weten wanneer zij van de rechtsbeschermingsmogelijkheden tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar gebruik kunnen maken.
bezwaarmakers.Daarnaast is het college door zowel
vergunninghoudersals
bezwaarmakersin gebreke gesteld
. [2] In zoverre zijn de beroepen dus gegrond. De rechtbank dient nu de vraag te beantwoorden welke beslistermijn zij aan het college oplegt.
vergunninghouders. Voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwplan is volgens het college het doorlopen van de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure noodzakelijk.
Vergunninghouderszijn van mening dat dit niet het geval is. Anders dan
vergunninghoudersziet de rechtbank in deze procedure geen ruimte om een oordeel te geven over de te volgen procedure voor het verlenen van de omgevingsvergunning. Met het college is de rechtbank van oordeel dat het doel van deze procedure is om de burger een effectief rechtsmiddel te bieden tegen trage besluitvorming van bestuursorganen. Een oordeel over de te volgen voorbereidingsprocedure zou met zich brengen dat de rechtbank zich een inhoudelijk oordeel over de omgevingsvergunning moet vormen. Daarbij moet de rechtbank ingaan op de betekenis van bepalingen van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Dit is immers van belang voor de vraag welke voorbereidingsprocedure moet worden gevolgd. Zoals hiervoor aangegeven is het doel van het beroep tegen het uitblijven van een besluit daar niet op gericht. De uitleg van bepalingen van het bestemmingsplan en daarmee de vraag of de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure terecht is gevolgd, kan aan de orde komen bij de beoordeling van het bezwaar of beroep tegen de te verlenen omgevingsvergunning.
vergunninghoudersmoeten nog aanvullende stukken, waaronder een definitieve ruimtelijke onderbouwing, worden aangeleverd ter verdere aanvulling van de aanvraag om de omgevingsvergunning. Deze aanvullende stukken moeten nog inhoudelijk worden beoordeeld. Ter zitting heeft college het tijdpad voor de te verlenen omgevingsvergunning nog nader toegelicht. Het college heeft de verwachting dat de aanvraag in augustus 2024 compleet is, waarna het ontwerpbesluit ter inzage kan worden gelegd. De besluitvorming is naar verwachting afgerond aan het einde van 2024. Het college is voor de verlening van de omgevingsvergunning ook afhankelijk van de provincie.
vergunninghouderssinds juni 2022 ervan op de hoogte zijn dat het college van mening is dat de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure moet worden gevolgd. Het college heeft sinds die tijd
vergunninghoudersverzocht om nadere stukken in te dienen en het noodzakelijke onderzoek te doen. De rechtbank stelt vast dat
vergunninghouderstot op de dag van de zitting niet volledig aan deze verzoeken hebben voldaan. Ter zitting is toegelicht door
vergunninghoudersdat de vertraging in de aanlevering van de stukken zijn oorzaak heeft in het standpunt dat zij vinden dat het college de verkeerde voorbereidingsprocedure hanteert. Anderzijds stellen
vergunninghouders, gelet op deze procedure, dat het college niet snel genoeg een beslissing neemt. Het college kan echter geen beslissing nemen zonder de verzochte aanvullende stukken. Deze impasse kan alleen worden doorbroken door het aanleveren van de gevraagde stukken. Een andere opvatting zou resulteren in een door
vergunninghoudersniet gewenste weigering van de omgevingsvergunning.
vergunninghouderszal de rechtbank hiermee rekening houden bij het vaststellen van de beslistermijn. Daarnaast zal de rechtbank het belang van
bezwaarmakersbij het nemen van een beslissing op hun bezwaar betrekken. Het college moet daarom het besluit nemen uiterlijk op 31 december 2024.
vergunninghoudersén aan
bezwaarmakerseen dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Conclusie en gevolgen
vergunninghoudersen
bezwaarmakersieder ook een vergoeding voor hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van
vergunninghoudersen de gemachtigde van
bezwaarmakerseen beroepschrift hebben ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt het college op uiterlijk op 31 december 2024 een besluit op bezwaar bekend te maken;
- veroordeelt het college tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan zowel
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan