ECLI:NL:RBZWB:2024:783

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_11034
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door UWV over wijziging uitkering op grond van Wet WIA

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 15 januari 2023 tegen het besluit van 14 december 2022 over de wijziging van haar uitkering per 10 maart 2022 op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Dit is mogelijk op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank stelt vast dat het UWV niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van eiseres. Eiseres heeft het bezwaarschrift op 15 januari 2023 ingediend, en het UWV had uiterlijk op 5 juli 2023 moeten beslissen. Eiseres heeft het UWV op 8 augustus 2023 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen nieuw besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het UWV alsnog een besluit moet nemen en legt een beslistermijn op van vier maanden, in plaats van de standaard termijn van twee weken, om een zorgvuldige heroverweging mogelijk te maken.

Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat het UWV de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt gelijk in haar beroep, en het UWV moet het griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, en is openbaar gemaakt op 8 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11034

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 15 januari 2023 tegen het besluit van 14 december 2022 over de wijziging van haar uitkering per
10 maart 2022 op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Het UWV beslist op het onderhavige bezwaar binnen zeventien weken na de dag waarop de bezwaartermijn is verstreken. [2] Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 15 januari 2023. Het UWV heeft de termijn verlengd met zes weken. Het UWV had dus uiterlijk op 5 juli 2023 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het UWV moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiseres heeft het UWV op
8 augustus 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het UWV worden opgelegd?
4. Omdat het UWV nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het UWV dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen. Uit het verweerschrift van
28 november 2023 blijkt dat de beslistermijn is overschreden vanwege de zeer beperkte capaciteit aan verzekeringsartsen. De verzekeringsarts Bezwaar en Beroep heeft aangegeven dat hij eiseres persoonlijk wil spreken tijdens een spreekuur. Uit de brief van
26 januari 2024 blijkt dat eiseres is uitgenodigd voor het spreekuur op 21 februari 2024.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege het belang van een zorgvuldige heroverweging. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat het UWV vier maanden de tijd krijgt de beslissing op bezwaar te nemen.
Welke dwangsom wordt aan het UWV opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het UWV. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het UWV de onder 4.2. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het UWV de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7. Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die volgens de wet vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het UWV op binnen vier maanden na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat het UWV aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van
C.J.M. Hendrickx, griffier, op 8 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om te uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 112 van de Wet WIA.