ECLI:NL:RBZWB:2024:7828

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
02/318205-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de productie en voorbereidingshandelingen van amfetamine-olie in een drugslaboratorium

Op 15 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in de periode van 11 oktober 2023 tot en met 30 november 2023 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van amfetamine-olie. De verdachte is op 30 november 2023 aangehouden in een professioneel drugslaboratorium, waar hij samen met medeverdachten werd betrapt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een essentiële rol had in het productieproces, ondanks zijn verdediging dat hij slechts als schoonmaker fungeerde. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de productie van amfetamine-olie en voorbereidingshandelingen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 48 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden op, met aftrek van de tijd in voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/318205-23
vonnis van de meervoudige kamer van 15 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteland]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 15 en 16 oktober 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is op 15 november 2024 gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:samen met anderen een hoeveelheid amfetamine-olie heeft geproduceerd dan wel aanwezig heeft gehad;
feit 2:samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht gericht op de productie van amfetamine.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid amfetamine-olie, zoals ten laste is gelegd onder feit 1. Tevens kan in zijn visie wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen, zoals opgenomen onder feit 2.
Voor het uitgebreide standpunt van de officier van justitie wordt verwezen naar het requisitoir op schrift dat als bijlage bij dit vonnis is gevoegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de feiten kan komen. Verdachte heeft erkend dat hij in het drugslaboratorium heeft gefungeerd als schoonmaker, maar deze rol is onvoldoende om medeplegen aan te nemen. Omdat geen medeplichtigheid is ten laste gelegd, dient verdachte in de optiek van de verdediging te worden vrijgesproken van zowel feit 1 als feit 2. De belastende berichten in de telefoon die aan verdachte wordt toegeschreven, zouden slechts een aanwijzing kunnen zijn voor ruimere betrokkenheid. Er staat niet eens vast dat deze door verdachte zijn verstuurd en de foto’s in de telefoon zien mogelijk op een ander, ouder lab, aldus de verdediging. Verder is aangevoerd dat de betrokkenheid van verdachte van kortere duur is geweest dan de periode die is ten laste gelegd, nu hij op vakantie was gegaan naar Curaçao en pas op 8 november 2023 weer in Nederland was.
Voor het uitgebreide standpunt van de verdediging wordt verwezen naar de schriftelijke pleitnotities die als bijlage bij dit vonnis zijn gevoegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aantreffen drugslaboratorium en medeverdachten
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat op 30 november 2023 door de politie in een loods bij een woning aan de [adres] te [plaats 1] een professioneel en in werking zijnd drugslaboratorium is aangetroffen. Op het moment dat het politieteam haar aanwezigheid kenbaar maakte en aanstalten maakte om de loods aan de voorzijde te betreden, vluchtten drie mannen via een achterdeur van deze loods naar buiten. Vrijwel direct daarna wist de politie deze mannen aan te houden. Dit bleken de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te zijn. Vervolgens werd in de woning op voornoemd perceel verdachte [medeverdachte 3] aangehouden.
Naast dat er in het lab diverse apparaten, materialen en (grond)stoffen voor de vervaardiging van amfetamine aanwezig waren, zijn er aldaar mobiele telefoons aangetroffen die aan [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 2] zijn toe te schrijven. In de woning lagen meerdere telefoons van medeverdachte [medeverdachte 3] .
Onderzoek naar de aangetroffen telefoons
Uit het digitale onderzoek van de politie naar de telefoons komt naar voren dat op 11 oktober 2023 een chat binnen een Signal chatgroep is gestart, welke chatgroep ‘ [chatgroep] ’ werd genoemd. Dit woord betekent in de Spaanse taal ‘ [woord] ’. De laatste berichten in deze chatgroep dateren van 30 november 2023, de dag van de instap door de politie. De personen met de bijnamen ‘ [bijnaam 1] ’, ‘ [bijnaam 2] ’, ‘ [bijnaam 3] ’, ‘ [bijnaam 4] ’ (met telefoonnummer [telefoonnummer] ) en ‘ [bijnaam 5] ' maakten deel uit van die chatgroep. Uit het dossier volgt dat achter de namen ‘ [bijnaam 1] ’ [verdachte] en achter ‘ [bijnaam 3] ’ of ‘ [bijnaam 3] ’ [medeverdachte 2] schuil gaan. In de groepsapp is veelvuldig in de taal Papiamento gesproken over drugsgerelateerde zaken in relatie tot het bewuste lab in [plaats 1] . Tevens zijn er foto’s en filmpjes van het lab via deze chatgroep uitgewisseld. [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben daarnaast ook met andere, onbekend gebleven personen gechat over hun werkzaamheden en verdiensten met betrekking tot het drugslab, waarbij ook foto’s en filmpjes zijn gedeeld. Zo is onder meer in apps door [medeverdachte 2] bericht dat hij ‘A-olie’ en drugs maakt en hebben [verdachte] en ‘ [bijnaam 2] ’ gesproken over het productieproces; over het vullen van de stomer, het gebruik van gas(flessen) en het regelen van de druk.
Op sommige beelden afkomstig van de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 2] was te zien dat zij behoorlijke pakketten met bankbiljetten vasthielden.
In de berichten komt verder naar voren dat de productiesessies steeds ongeveer vijf/zes dagen duurden en dat het voornemen was om daarmee – blijkens een chatgesprek van [medeverdachte 2] – tot 20 december 2023 door te gaan.
Achter de deelnemer in de chatgroep met bijnaam ‘ [bijnaam 4] ’ bleek [medeverdachte 4] schuil te gaan. [medeverdachte 4] ging over de materialen en grondstoffen. Hij gaf in de groepsapp opdrachten aan de personen die in het lab werkzaam waren – in elk geval [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ‒ en betaalde deze mensen uit. Bovendien hield [medeverdachte 4] zich bezig met de verkoop van de precursoren of drugs die in het lab werden vervaardigd.
De verklaring van [verdachte]
heeft verklaard dat hij in het drugslaboratorium werkzaam is geweest in de rol van schoonmaker. Hij moest emmers en maatbekers schoonmaken, zodat ze steeds opnieuw konden worden gebruikt. Soms hielp [verdachte] de andere jongens in het lab ook, zoals met het bijvullen van de stomers. “Als ik help, gaat het sneller”, heeft hij in dit verband ter zitting opgemerkt. De andere jongens in het lab kende hij al langer, al voor het werk in het lab. [verdachte] zegt tevens in het lab te hebben geslapen. Hij heeft verder aangeven dat hij bekend is met de groepsapp genaamd ‘ [chatgroep] ’ en dat hij de bijnaam ‘ [bijnaam 1] ’ heeft.
De mate van betrokkenheid van [verdachte]
Anders dan door de verdediging is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] een grotere rol heeft gehad dan (enkel) die van schoonmaker, en wel dat hij een (onmisbare) rol had in het productieproces. [verdachte] is met twee medeverdachten, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , als het ware op heterdaad betrapt in een lab dat op volle toeren draaide. Uit de chats is te destilleren dat zij in een soort van ploegendiensten werkten, dat ze meerdere dagen achter elkaar in het lab verbleven en om beurten gingen slapen. Het was een ‘ongoing process’. Gezien de grootschaligheid van het lab en de daarbij behorende werkzaamheden is het onwaarschijnlijk dat er van de in het lab aanwezige personen één persoon enkel bezig was met schoonmaken. Uit de chats komt bovendien duidelijk naar voren dat [verdachte] zich (ook) bezig hield met andere werkzaamheden dan schoonmaken, namelijk stomer vullen, druk regelen, aanwijzingen geven, versturen van foto’s van het eindproduct aan [medeverdachte 4] en uit de verklaring van [verdachte] dat hij de anderen soms een helpende hand bood. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verdachte] aldus wel degelijk een rol gehad bij de productie. De rechtbank is er overigens van uit gegaan dat de chats die zijn verstuurd door [bijnaam 1] zijn verstuurd door [verdachte] , nu [verdachte] heeft verklaard dat [bijnaam 1] zijn chatnaam is en zich in het dossier geen enkele aanwijzing bevindt dat de berichten van [bijnaam 1] zijn verstuurd door een andere persoon dan [verdachte] .
De rechtbank beschouwt [verdachte] daarom als een productiemedewerker, de kok, net zoals [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dat zijn. Zij hebben daarmee een essentiële bijdrage geleverd aan de productie van de amfetamine-olie. Hun rollen zijn inwisselbaar. Niet is gebleken is dat één van hen een ondergeschikte rol heeft gehad. Dit volgt ook uit de de groepschat van 29 november 2023 waarin een peptalk wordt gehouden, inhoudende dat de drie personen in het lab echte strijders zijn en dat ze een team zijn, iedereen, stuk voor stuk.
De rechtbank leidt uit het vorenstaande af dat [verdachte] ten aanzien van de productie van amfetamine-olie kan worden aangemerkt als medepleger, omdat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] en [verdachte] daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Gebleken is dat [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] naast de in werking zijnde laboratoriumopstelling ook aanverwante goederen en stoffen aanwezig hebben gehad om, nadat het productieproces van 30 november 2023 was afgerond, volgende sessies/rondes amfetamine-olie of (een) andere stof(fen) te kunnen maken. Hierbij slaat de rechtbank ook acht op de in een chat van 11 november 2023 genoemde einddatum van 20 december 2023. Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van voorbereidingshandelingen. De rechtbank is, mede gelet op de eerdere overwegingen over het medeplegen, van oordeel dat ook het medeplegen van voorbereidingshandelingen, wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De pleegperiode
Door de verdediging is aangevoerd dat [verdachte] op 30 oktober 2023 naar Curaçao was gegaan en pas op 8 november 2023 weer in Nederland was. Hij kan daarom niet eerder in het lab aan de slag zijn gegaan dan op 8 november 2023.
De rechtbank stelt vast dat de ten laste gelegde periode een beperkte periode van zes weken beslaat waarin de productie, het kernproces, heeft plaatsgevonden. Binnen die periode is een substantiële tijd geproduceerd. Uit een filmpje en een chat van 30 oktober 2023 op de telefoon van [medeverdachte 2] volgt dat op die datum het lab was ingericht en dat daar werd gewerkt. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de productie in ieder geval vanaf dat moment en dus in de maand november 2023 heeft plaatsgevonden. [verdachte] is in die periode ook actief in het lab bezig geweest, in ieder geval vanaf 8 november 2023 totdat het werd opgerold op 30 november 2023. Het maakt dan voor de bewezenverklaring geen verschil of hij daar wel of niet iedere dag aan het werk is geweest. Er zijn meerdere rondes en productiesessies gedraaid. In een chat van 19 november 2023 deelde [verdachte] een filmpje waarop pakketjes van vijftig eurobiljetten worden getoond met de (bij)naam van [verdachte] erop; naar schatting was dit bij elkaar een bedrag € 7.000,-. Hieruit wordt afgeleid dat er op dat moment een ronde was geproduceerd, verkocht en uitbetaald. Daarna ging men door met de volgende, waarbij ook [verdachte] was betrokken, gezien zijn aanwezigheid en aanhouding ter plaatse op 30 november 2023.
Naast het oordeel van de rechtbank kan uit de bewijsmiddelen ook al vóór 8 november 2023 een betrokkenheid van [verdachte] worden afgeleid. Uit de telefoongegevens volgt dat [verdachte] op 27 september 2023 naar iemand met de bijnaam ‘ [bijnaam 6] ’ in het kader van de ‘klussen’ heeft bericht: “morgen moet ik naar de laatste bijeenkomst met de mensen. Om volgende maand te beginnen” en “minimaal twee klussen per maand”. Daarnaast bevatte de groepsapp ‘ [chatgroep] ’, de werkchat, chats vanaf 11 oktober 2023. [verdachte] werd dus al vanaf die datum over alle ontwikkelingen aangaande het werk in het lab tenminste op de hoogte gehouden.
Gezien de beperkte ten laste gelegde periode, de substantiële tijd dat [verdachte] in het lab werkzaam is geweest en zijn betrokkenheid voorafgaand aan de productie, bestaat er naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om die periode voor de bewezenverklaring te verkorten.
Conclusie
Gelet op de bewijsmiddelen en de vorenstaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met anderen een hoeveelheid amfetamine-olie heeft geproduceerd, zoals is ten laste gelegd onder feit 1, en samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht gericht op de productie van BMK, amfetamine-olie, amfetamine en/of de daartoe benodigde grondstoffen en chemicaliën, zoals is ten laste gelegd onder feit 2.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1:in de periode van 11 oktober 2023 tot en met 30
november 2023 te [plaats 1] , gemeente Gilze en Rijen
tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt een hoeveelheid amfetamine-olie, zijnde amfetamine een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2:in de periode van 11 oktober 2023 30 november 2023 te
[plaats 1] , gemeente Gilze en Rijen
tezamen en in vereniging met anderen
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet,
voor te bereiden en te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en
- het opzettelijk vervaardigen
van hoeveelheden van een materiaal bevattende
amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I,
- een in werking zijnde productieopstelling/laboratorium en alle
aanverwante goederen bedoeld voor de productie van BMK en/of
amfetamine en/of amfetamine-olie, en/of de daartoe benodigde
grondstoffen en chemicaliën;
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzocht een taakstraf op te leggen, waarbij per feit de maximale taakstraf kan gelden. In dat verband is er gewezen op het feit dat verdachte de mogelijkheid heeft om als elektrotechnicus aan de slag te gaan, hetgeen van belang is omdat het kind van verdachte uit Curaçao financieel afhankelijk van hem is. Daarnaast geldt dat verdachte first offender is op het gebied van drugsdelicten en dat sprake is van eendaadse samenloop van de feiten. Tevens is aangevoerd dat verdachte een beperkte rol heeft gehad en dat hij een kortere periode dan de tenlastegelegde periode beschikbaar is geweest voor de werkzaamheden in het drugslab.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in de periode van 11 oktober 2023 tot en met 30 november 2023 samen met anderen voorbereidingshandelingen verricht ten behoeve van de productie van onder meer amfetamine Ook heeft hij samen met anderen opzettelijk amfetamine-olie geproduceerd. Om deze productie mogelijk te maken was in een loods aan de [adres] [plaats 1] een grootschalig en professioneel drugslaboratorium ingericht. Gezien de aangetroffen grondstoffen en afvalproducten zijn er grote hoeveelheden van de eindproducten geproduceerd en zouden deze ook nog kunnen worden geproduceerd, als er niet was ingegrepen door politie en justitie.
De rechtbank acht de bewezenverklaarde feiten ernstig.
Verdachte heeft in het drugslab een essentiële rol vervuld als productiewerker, als kok. Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de productie en de daarop volgende handel van en in harddrugs, hetgeen vaak gepaard gaat met georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. De ondermijnende criminaliteit vormt een groot gevaar voor de samenleving en de democratische rechtsstaat. Daarnaast leveren harddrugs voor de gebruikers aanzienlijke gezondheidsrisico’s op. De drugs kunnen hun leven gaan beheersen en er uiteindelijk toe leiden dat zij hun leven totaal vergooien. De samenleving ziet zich ook herhaaldelijk geconfronteerd met drugsverslaafden die op verschillende manieren overlast veroorzaken en vermogensdelicten plegen om hun verslaving te financieren.
Daarnaast vindt verontreiniging van het milieu op grote schaal plaats doordat chemisch afval afkomstig uit drugslaboratoria in de natuur wordt gedumpt.
Verdachte heeft onvoldoende stil gestaan bij al deze negatieve effecten voor de medemens en het milieu. Hij heeft kennelijk alleen als doel gehad om in een korte tijd veel geld te verdienen.
De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden, hij het achterste van zijn tong niet heeft laten zien en hij doet voorkomen dat hij slechts een klein aandeel in het geheel zou hebben gehad en van te voren niet eens wist waar hij aan begon.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat hij niet eerder voor strafbare feiten uit de Opiumwet met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn door de rechtbank meegewogen, maar worden onvoldoende zwaarwegend geacht om tot strafvermindering te leiden. Daarvoor is het bewezenverklaarde te ernstig. Verdachte had zich voorafgaand aan het plegen van de feiten kunnen en moeten bedenken wat de gevolgen voor zijn persoonlijk leven zouden zijn, wat er op het spel zou staan als hij door de politie zou worden opgepakt en vast zou komen te zitten.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van eendaadse samenloop van de feiten, nu de bewezenverklaarde feiten samenhangend zijn en een min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren. Verdachte kan dan ook één verwijt worden gemaakt.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende strafrechtelijke reactie is. Gelet op de ernst van de feiten, ziet zij geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Dus ook niet voor een taakstraf, zoals door de verdediging is voorgesteld. Met de op te leggen straf moet een afschrikwekkend signaal worden afgegeven, zodat verdachte en anderen worden ontmoedigd om zich (opnieuw) in te laten met drugsgerelateerde feiten en hiervan een verdienmodel willen maken. De rechtbank heeft voor de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Mede gelet daarop zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van
feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van
de Opiumwet gegeven verbod en
feit 2:medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voorbereiden en bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te
hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.G.F. Vliegenberg, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. M. van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 november 2024.