In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024, is de verdachte beschuldigd van opzetheling van een iPhone 15. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 1 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging houdt in dat de verdachte zich op 10 februari 2024 schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een iPhone 15, waarvan hij wist dat deze door misdrijf was verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de telefoon op 10 februari 2024 in zijn handen had en dat hij op de hoogte was van de criminele herkomst van het toestel, dat eerder op 7 februari 2024 was aangeschaft met een gestolen bankpas.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan opzetheling. De strafoplegging bestond uit een jeugddetentie van 32 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een leerstraf van 35 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het advies van de reclassering, die begeleiding door de jeugdreclassering adviseerde. De verdachte had eerder met politie en justitie te maken gehad en was onder elektronisch toezicht geplaatst in een andere strafzaak. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en het meewerken aan afspraken.
De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de opzetheling en de rol van de verdachte in het criminele circuit, waarbij hij bijdroeg aan de afzetmarkt voor gestolen goederen.