ECLI:NL:RBZWB:2024:7825

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
02-048559-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzetheling van een iPhone 15 met toepassing van jeugdstrafrecht en bijzondere voorwaarden

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024, is de verdachte beschuldigd van opzetheling van een iPhone 15. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 1 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging houdt in dat de verdachte zich op 10 februari 2024 schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een iPhone 15, waarvan hij wist dat deze door misdrijf was verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de telefoon op 10 februari 2024 in zijn handen had en dat hij op de hoogte was van de criminele herkomst van het toestel, dat eerder op 7 februari 2024 was aangeschaft met een gestolen bankpas.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan opzetheling. De strafoplegging bestond uit een jeugddetentie van 32 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een leerstraf van 35 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het advies van de reclassering, die begeleiding door de jeugdreclassering adviseerde. De verdachte had eerder met politie en justitie te maken gehad en was onder elektronisch toezicht geplaatst in een andere strafzaak. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en het meewerken aan afspraken.

De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de opzetheling en de rol van de verdachte in het criminele circuit, waarbij hij bijdroeg aan de afzetmarkt voor gestolen goederen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/048559-24
vonnis van de meervoudige kamer van 15 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsman mr. J.G.D. Rutten, advocaat te Hilversum

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 10 februari 2024 schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van een iPhone15.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de opzetheling van de iPhone15 wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van een iPhone 15.
Om tot bewezenverklaring van opzetheling te kunnen komen, is in de eerste plaats vereist dat kan worden vastgesteld dat verdachte de iPhone15 voorhanden heeft gehad, in die zin dat hij daarover een zekere beschikkingsmacht heeft gehad. Verder is vereist dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van die telefoon wist dat deze door misdrijf verkregen was.
Verdachte had ten tijde van de doorzoeking aan de [adres 2] op 10 februari 2024 de iPhone15 in zijn handen. Er kan dan ook worden vastgesteld dat verdachte daarover beschikkingsmacht had en deze telefoon dus voorhanden had.
De rechtbank is vervolgens van oordeel dat verdachte wist dat deze telefoon van misdrijf afkomstig was. Vast staat dat de iPhone15 op 7 februari 2024 om 16:30 uur door [medeverdachte] met een door oplichting verkregen bankpas is aangeschaft bij de Mediamarkt. Verdachte was van deze gang van zaken op de hoogte. Dit blijkt uit de inhoud van zijn uitgelezen Samsung A13. Zo biedt hij op 7 februari 2024 om 17:33 uur een ‘gezwaaide’ iPhone15 aan via Snapchat. Dit is ongeveer een uur nadat de iPhone15 is gekocht bij de Mediamarkt. Het is de rechtbank bekend dat met ‘een gezwaaide telefoon’ in het criminele circuit wordt bedoeld dat de telefoon is gekocht met een gestolen pinpas. Daarnaast maakt verdachte om 20:21 uur een foto waaruit blijkt dat hij in het bezit is van de iPhone15. Om 21:55 uur maakt of ontvangt hij vervolgens een foto van de aankoopbon van de Mediamarkt. Verder heeft verdachte op 7 februari 2024 eerder op de dag een filmpje van [medeverdachte] ontvangen, waarop is te zien dat het slachtoffer van de oplichting contant geld in een envelop doet. Uit haar aangifte blijkt dat er naast dit contante geldbedrag van € 10.000 ook een pinpas en sieraden zijn weggenomen. Met deze pinpas is vervolgens door medeverdachte [medeverdachte] de iPhone15 gekocht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 februari 2024 te [plaats] een iPhone15 voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte de leerstraf TACt regulier van 35 uren en een jeugddetentie van 32 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk op te leggen, met aftrek. Aan het voorwaardelijk deel dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om naast de leerstraf geen deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, maar een deels voorwaardelijke taakstraf. Naar de mening van de verdediging is een taakstraf een passendere strafmodaliteit voor een gewone opzetheling van een telefoon dan jeugddetentie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Deze zaak maakt onderdeel uit van een dossier over (bank)helpdeskfraude met meerdere verdachten. Verdachte wordt veroordeeld voor de opzetheling van een iPhone15 ter waarde van € 1.094,-. Hij had deze telefoon in zijn bezit, terwijl hij wist dat deze van een misdrijf afkomstig was. Deze telefoon is met een - van een 92-jarige dame - afhandig gemaakte bankpas door een van de daders van de helpdeskfraude gekocht bij de Mediamarkt. Slechts een uur na deze aanschaf bood verdachte een ‘gezwaaide’ iPhone15 aan via social media. Ook stonden op verdachtes telefoon filmpjes waarop te zien is dat het slachtoffer die middag contant geld in een envelop deed. Deze filmpjes heeft verdachte via Snapchat rechtstreeks van een van de daders van de helpdeskfraude ontvangen. Verder was hij in het bezit van de aankoopbon en eenhet tasje van de Mediamarkt. Onder deze omstandigheden kan niet gesproken worden van de door de verdediging genoemde ‘gewone opzetheling van een telefoon’. Verdachte zat namelijk dicht bij het vuur en heeft door zijn handelen bewust bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor goederen die zijn verkregen via helpdeskfraude of andere vormen van diefstal. Zonder helers zijn er immers geen stelers. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met dit delict geen enkel respect heeft getoond voor de eigendommen van anderen en zijn eigen financiële gewin hierboven heeft geplaatst.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, ook voor vermogensdelicten. Daarnaast is gebleken dat verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd, terwijl hij in een andere strafzaak met een ernstige verdenking net twee weken was geschorst uit de voorlopige hechtenis, waarbij een van de (standaard)voorwaarden is dat hij geen strafbare feiten mag plegen. Verdachte stond in het kader van die schorsing onder elektronisch toezicht en droeg een elektronische enkelband.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de reclassering van 25 oktober 2024. De reclassering concludeert dat verdachte sterk ontvankelijk is voor pedagogische beïnvloeding, net gestart is met een nieuwe opleiding en gediagnosticeerd is met een beneden gemiddeld intelligentieniveau. Het toezicht dat op het moment loopt bij de jeugdreclassering loopt goed. Daarom adviseert de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen, in die zin dat de leerstraf TACt regulier en een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarde wordt voorgesteld. De reclassering adviseert als bijzondere voorwaarde: begeleiding door de jeugdreclassering onder toezicht van Jeugdbescherming Brabant.
De straf
Zoals hierboven overwogen, acht de rechtbank het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld een ernstige variant van opzetheling. Daarbij werkt strafverzwarend dat verdachte al eerder een leerstraf en een taakstraf heeft voltooid vanwege vermogensdelicten en dat hij het onderhavige feit heeft gepleegd terwijl hij net twee weken was geschorst uit de voorlopige hechtenis in een andere strafzaak, onder de voorwaarde van elektronisch toezicht en het zich onthouden van het plegen van strafbare feiten.
Alles afwegend, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. Zij zal daarom aan verdachte opleggen een leerstraf TACt regulier van 35 uren, bij niet voltooiing daarvan te vervangen door 17 dagen jeugddetentie. Daarnaast zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen van 32 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel worden de door de reclassering genoemde bijzondere voorwaarden verbonden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77c, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 416 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzetheling
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 32 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte meewerkt aan het toezicht door de jeugdreclassering en zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan Jeugdbescherming Brabant, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een leerstraf, te weten TACt Regulier van 35 uren;
- beveelt dat indien verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
17 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. T.J. van Gessel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 november 2024.
Mrs. C.E.M. Marsé en W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.