ECLI:NL:RBZWB:2024:7824

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
02-054772-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Helpdeskfraude met oplichting en diefstal van bankpassen en telefoon

Op 15 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van helpdeskfraude, medeplegen van oplichting en diefstal met een valse sleutel. De verdachte, geboren in 2002, heeft samen met anderen in de periode van 7 tot en met 15 februari 2024 vijf personen opgelicht door zich voor te doen als bankmedewerker. Hierbij heeft hij bankpassen en gegevens van de slachtoffers verkregen, waarmee hij in totaal € 7.544,00 heeft gestolen. Daarnaast heeft hij op 8 februari 2024 een telefoon van een van de slachtoffers gestolen. Tijdens de zitting op 1 november 2024 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, waarbij kwetsbare ouderen als slachtoffers zijn aangeduid. De verdachte heeft de slachtoffers grote financiële schade toegebracht en hun gevoel van veiligheid ernstig geschaad. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoedingen zijn toegewezen aan verschillende slachtoffers, waaronder € 20.600,00 aan [aangever 1], € 1.450,00 aan [aangever 3] en € 2.500,00 aan [aangever 4]. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en meewerken aan een behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/054772-24
vonnis van de meervoudige kamer van 15 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats]
postadres: [adres]
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting te [locatie]
raadsman mr. R. Joosen, advocaat te Dongen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: in de periode van 7 februari 2024 tot en met 15 februari 2024 samen met anderen vijf personen heeft opgelicht door middel van bankhelpdeskfraude;
feit 2: in de periode van 7 februari 2024 tot en met 14 februari 2024 samen met anderen
€ 7.544,00 heeft gestolen met de door middel van de bankhelpdeskfraude verkregen bankpassen en gegevens;
feit 3: op 8 februari 2024 een telefoon heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte op zitting wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de drie ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1 en 2
Aangezien verdachte op het onderzoek ter terechtzitting een bekennende verklaring heeft afgelegd voor de feiten 1 en 2 en geen vrijspraak daarvoor is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2024032460, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met 404.
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de ter zitting van 1 november 2024 afgelegde bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , d.d. 7 februari 2024 (p. 154-156);
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] , d.d. 8 februari 2024 (p. 158-160);
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] , d.d. 14 februari 2024 (p. 162-164);
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever 4] , d.d. 14 februari 2024 (p. 166-168);
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever 5] , d.d. 15 februari 2024 (p. 169-170).
Feit 3
Verdachte wordt onder feit 3 verweten dat hij de telefoon van [aangever 2] heeft gestolen op 8 februari 2024.
Uit de aangifte van [aangever 2] blijkt dat de telefoon die eerder op tafel lag, daar niet meer lag nadat verdachte en een andere man de woning hadden verlaten. De aangifte wordt ondersteund door de verklaring van verdachte op zitting, waarin hij heeft verklaard dat hij de telefoon heeft meegenomen uit de woning.
Het deel van de verklaring van verdachte dat hij de telefoon heeft meegenomen, omdat hij deze had gekregen van aangeefster, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van de aangifte en gaat uit van de juistheid van die verklaring. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op meerdere tijdstippen in de periode van 7 februari 2024 tot en met 15 februari 2024 te [plaats 1] en [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, waaronder de navolgende personen, voor de navolgende goederen en/of geldbedragen en/of tot de navolgende gegevens
1. [aangever 1] tot de afgifte van een geldbedrag van € 10.000,00 en diverse sieraden en het ter beschikking stellen van een bankpas en pincode behorende bij haar betaalrekening en
2. [aangever 2] tot het ter beschikking stellen van een bankpas en pincode behorende bij haar betaalrekening en
3. [aangever 5] tot het ter beschikking stellen van een bankpas behorende bij zijn betaalrekening en
4. [aangever 3] tot de afgifte van diverse sieraden en het ter beschikking stellen van twee bankpassen en pincodes behorende bij haar betaalrekeningen en
5. [aangever 4] tot het ter beschikking stellen van twee bankpassen en pincodes behorende bij haar betaalrekeningen door:
- telefonisch contact op te nemen met voornoemde personen en zich daarbij valselijk voor te doen als een medewerker van de ING Bank en/of ABN Amro en/of Rabobank en
vervolgens
- mede te delen dat er vreemde dingen met een bankrekening van voornoemde personen waren gebeurd en/of dat er frauduleuze en/of vreemde betalingen en/of overboekingen met de bankrekening van voornoemde personen waren gedaan en
- voornoemde personen thuis te bezoeken en zich hierbij valselijk voor te doen als een medewerker van de ING Bank en/of ABN Amro en/of Rabobank en
vervolgens
- de bankpassen en/of pincodes en/of sieraden en/of contante geldbedragen in ontvangst te nemen;
2
op meerdere tijdstippen in de periode van 7 februari 2024 tot en met 14 februari 2024 te [plaats 1] een geldbedrag van in totaal € 6.794,00 dat aan [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 3] en [aangever 4] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten meerdere pinpassen en pincodes tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd/gemachtigd was;
3
op 8 februari 2024 te [plaats 1] een telefoon die aan [aangever 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte voor de 5 oplichtingen, het 4 maal pinnen met een gestolen pinpas en de diefstal van de telefoon een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk op te leggen. Aan het voorwaardelijk deel dienen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te worden verbonden met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het inmiddels ondergane voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel dienen dan de bijzondere voorwaarden te worden verbonden, zoals de reclassering deze heeft geadviseerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met anderen 5 oudere mensen opgelicht. Van 4 van deze slachtoffers heeft hij daarna geld gestolen en van 1 van hen ook een mobiele telefoon. Door middel van (bank)helpdeskfraude hebben verdachte en zijn mededaders op geraffineerde wijze de bankpassen en pincodes van de slachtoffers bemachtigd. Verdachte is – nadat de slachtoffers telefonisch door een mededader die zich voordeed als bankmedewerker waren benaderd – naar de woningen van deze slachtoffers gegaan en heeft zich voorgedaan als een bankmedewerker die de bankpassen, en eventueel ook contant geld en sieraden, kwam ophalen. Met de belofte om de bankpas veilig te stellen en het contant geld en de sieraden bij de bank in een kluis op te bergen. In plaats daarvan eigenden verdachte en zijn mededaders zich het contante geld en de sieraden toe. Ook maakte verdachte zich schuldig aan zogeheten diefstal met een valse sleutel door van de bankrekening van 4 slachtoffers met de afhandig gemaakte bankpassen en bijbehorende pincodes geldbedragen op te nemen bij geldautomaten of producten aan te schaffen in winkels. Verdachte heeft met zijn handelen de slachtoffers grote financiële schade toegebracht en hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens ernstig geschaad.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de reclassering van 18 oktober 2024. De reclassering adviseert om het volwassenstrafrecht toe te passen en een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering adviseert de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, meewerken aan een ambulante behandeling, zich inspannen voor het vinden van dagbesteding en inzicht geven in zijn financiën.
De straf
Tegen de achtergrond zoals geschetst bij de aard en ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Helpdeskfraude is een veel voorkomend en zeer ingrijpend probleem, waarvan met name kwetsbare ouderen slachtoffer worden. Het plegen daarvan moet dan ook streng worden bestraft.
Alles afwegend, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. Zij zal daarom aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaar. Aan het voorwaardelijk deel worden de door de reclassering genoemde bijzondere voorwaarden verbonden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partijen

Benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 27.783,40. Dit bedrag bestaat uit € 27.183,40 aan materiële schade en € 600,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De materiële schade bevat een drietal posten, te weten het weggenomen contante geld
(€ 10.000,00), de waarde van de weggenomen sieraden (€ 16.130,00) en de kosten voor het vervangen van het slot van de tussendeur tussen de keuken en de bijkeuken (€ 1.053,00).
Het weggenomen contante geldbedrag van € 10.000,00 is niet betwist door de verdediging en is voldoende onderbouwd door middel van stukken. Deze kostenpost acht de rechtbank volledig toewijsbaar.
De verdediging heeft de hoogte van de waarde van de weggenomen sieraden betwist. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het dienaangaande gevorderde bedrag onvoldoende is onderbouwd door de inhoud van de aangifte en het taxatierapport. Aan het taxatierapport kan niet de bewijswaarde worden toegekend die de benadeelde partij daaraan toegekend wenst te zien, nu de juwelier enkel aan de hand van een mondelinge beschrijving van de sieraden achteraf een waarde heeft genoteerd. Nu de rechtbank de waarde van de sieraden niet kan bepalen aan de hand van het taxatierapport, maar uit de stukken wel blijkt dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van verdachte materiële schade heeft geleden, zal zij gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. De rechtbank zal de schade van de weggenomen sieraden schatten op een bedrag van € 10.000,00. De rechtbank is van oordeel dat het taxatierapport onvoldoende aanknopingspunten biedt om een hoger bedrag toe te wijzen. De rechtbank wijst het overige deel van deze kostenpost daarom af.
De verdediging heeft ook de kosten voor het vervangen van het slot van de tussendeur betwist. Uit het dossier volgt niet dat de benadeelde partij sleutels aan verdachte moest afgeven. Hoewel de rechtbank het gevoel van onveiligheid van het slachtoffer kan volgen is de rechtbank het met de verdediging eens dat er onvoldoende causaal verband bestaat tussen deze kostenpost en de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank wijst deze post daarom af.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert immateriële schade ter hoogte van € 600,00.
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam. Immers is sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Verdachte heeft samen met anderen op een zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare mevrouw op leeftijd. De rechtbank acht een vergoeding voor de geleden immateriële schade daarom op zijn plaats. Gelet op alle omstandigheden, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 600,00 volledig toewijsbaar.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal met betrekking tot het toegekende bedrag van de vordering de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Tevens zal de wettelijke rente worden toegekend vanaf de pleegdatum, te weten 7 februari 2024.
Benadeelde partij [aangever 3]
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een schadevergoeding van € 1.450,00. Dit bedrag bestaat uit € 700,00 materiële schade en € 750,00 immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De gevorderde materiële schade ter hoogte van € 700,00 omvat het door verdachte gepinde geldbedrag met de bankpas van de ING-bank van de benadeelde partij. Deze kostenpost is niet betwist door de verdediging en is voldoende onderbouwd door middel van stukken. Deze kostenpost acht de rechtbank volledig toewijsbaar.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert immateriële schade ter hoogte van € 750,00.
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam. Immers is sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Verdachte heeft samen met anderen op een zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare mevrouw op leeftijd. De rechtbank acht een vergoeding voor de geleden immateriële schade daarom op zijn plaats. Gelet op alle omstandigheden, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 750,00 volledig toewijsbaar.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal met betrekking tot het toegekende bedrag van de vordering de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Tevens zal de wettelijke rente worden toegekend vanaf de pleegdatum, te weten 14 februari 2024.
Benadeelde partij [aangever 4]
De benadeelde partij [aangever 4] vordert een schadevergoeding van € 2.500,00 aan materiële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De gevorderde materiële schade ter hoogte van € 2.500,00 omvat het door verdachte gepinde geldbedrag met de bankpassen van de ING-bank van de benadeelde partij. Deze kostenpost is niet betwist door de verdediging en is voldoende onderbouwd door middel van stukken. Deze kostenpost acht de rechtbank volledig toewijsbaar.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal met betrekking tot het toegekende bedrag van de vordering de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Tevens zal de wettelijke rente worden toegekend vanaf de pleegdatum, te weten 14 februari 2024.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
feit 3: diefstal
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
*dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Slachthuisstraat 31 in Roermond. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan intake door GGZ Mondriaan of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Indien behandeling geïndiceerd wordt tijdens de intake werkt verdachte hieraan mee, mits de reclassering dit nodig acht. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* dat verdachte de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [aangever 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde
partij [aangever 1]van
€ 20.600,00, waarvan € 20.000,00 aan materiële schade en € 600 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1] , € 20.600,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 135 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [aangever 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 1.450,00, waarvan € 700,00 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3] , € 1.450,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 24 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [aangever 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 2.500,00, aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 4] , € 2.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 35 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. T.J. van Gessel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 november 2024.
Mrs. C.E.M. Marsé en W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.