ECLI:NL:RBZWB:2024:7822

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
02/318177-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de productie en voorbereidingshandelingen van amfetamine-olie in een drugslaboratorium

Op 15 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in de periode van 11 oktober 2023 tot en met 30 november 2023 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van amfetamine-olie. De verdachte is in deze periode actief betrokken geweest bij de productie in een professioneel drugslaboratorium dat op 30 november 2023 door de politie werd opgerold. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk amfetamine-olie heeft geproduceerd en voorbereidingshandelingen heeft verricht, wat wettig en overtuigend bewezen is verklaard. De rechtbank heeft de tenlastelegging in twee feiten onderverdeeld: feit 1 betreft de productie van amfetamine-olie en feit 2 betreft de voorbereidingshandelingen. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de bewezenverklaring te beperken tot een kortere periode dan ten laste gelegd.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de verdachte een essentiële rol heeft vervuld in het drugslaboratorium. De rechtbank heeft ook de negatieve effecten van de drugshandel op de samenleving en het milieu in overweging genomen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 48 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 38 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de open proceshouding van de verdachte en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/318177-23
vonnis van de meervoudige kamer van 15 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteland]
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsman mr. G.F. Schadd, advocaat te Arnhem

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 15 en 16 oktober 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is op 15 november 2024 gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:samen met anderen een hoeveelheid amfetamine-olie heeft geproduceerd dan wel aanwezig heeft gehad;
feit 2:samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht gericht op de productie van, amfetamine-olie.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid amfetamine-olie, zoals ten laste is gelegd onder feit 1. Tevens kan in zijn visie wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen, zoals opgenomen onder feit 2.
Voor het uitgebreide standpunt van de officier van justitie wordt verwezen naar het requisitoir op schrift dat als bijlage bij dit vonnis is gevoegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank grotendeels tot een bewezenverklaring van de feiten kan komen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte. Omdat op basis van de verklaring van verdachte enkel kan worden vastgesteld dat hij pas vanaf 10 november 2023 betrokken is geweest bij het lab, wordt ten aanzien van beide feiten verzocht niet de gehele ten laste gelegde periode maar alleen (deels) de maand november bewezen te achten. Met betrekking tot feit 2 kan het eerste gedachtestreepje – het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen – niet worden bewezen, nu het dossier daarvoor geen enkele aanwijzing biedt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aantreffen drugslaboratorium en medeverdachten
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat op 30 november 2023 door de politie in een loods bij een woning aan de [adres] te [plaats ] een professioneel en in werking zijnd drugslaboratorium is aangetroffen. Op het moment dat het politieteam haar aanwezigheid kenbaar maakte en aanstalten maakte om de loods aan de voorzijde te betreden, vluchtten drie mannen via een achterdeur van deze loods naar buiten. Zij werden als het ware op heterdaad betrapt. Vrijwel direct daarna wist de politie deze mannen aan te houden. Dit bleken de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] te zijn. Vervolgens werd in de woning op voornoemd perceel verdachte [medeverdachte 3] aangehouden.
Naast dat er in het lab diverse apparaten, materialen en (grond)stoffen voor de vervaardiging van synthetische drugs aanwezig waren, zijn er aldaar mobiele telefoons aangetroffen die aan medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn toe te schrijven. In de woning lagen meerdere telefoons van medeverdachte [medeverdachte 3] .
Onderzoek naar de aangetroffen telefoons
In het digitale onderzoek van de politie naar de telefoons komt naar voren dat op 11 oktober 2023 een chat binnen een Signal chatgroep is gestart, welke chatgroep ‘ [chatgroep] ’ werd genoemd. Dit woord betekent in de Spaanse taal ‘ [woord] ’. De laatste berichten in deze chatgroep dateren van 30 november 2023, de dag van de instap door de politie. De personen met de bijnamen ‘ [bijnaam 1] ’, ‘ [bijnaam 2] ’, ‘ [bijnaam 3] ’, ‘ [bijnaam 4] ’ (met telefoonnummer [telefoonnummer] ) en ‘ [bijnaam 5] ' maakten deel uit van die chatgroep. Uit het dossier volgt dat achter de naam ‘ [bijnaam 1] ’ [medeverdachte 1] en achter ‘ [bijnaam 3] ’ of ‘ [bijnaam 3] ’ [medeverdachte 2] schuil gaan. In de groepsapp is veelvuldig in de taal Papiamento gesproken over drugsgerelateerde zaken in relatie tot het bewuste lab in [plaats ] . Tevens zijn er foto’s en filmpjes van het lab via de chatgroep uitgewisseld. [medeverdachte 1] heeft dat onder meer gedaan op 30 november 2023. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben daarnaast ook met andere, onbekend gebleven personen gechat over hun werkzaamheden en verdiensten met betrekking tot het drugslab, waarbij ook foto’s en filmpjes zijn gedeeld. Zo is onder meer in apps door [medeverdachte 2] bericht dat hij ‘A-olie’ en drugs maakt en hebben [medeverdachte 1] en [bijnaam 2] ’gesproken over het productieproces; over het vullen van de stomer, het gebruik van gas(flessen) en het regelen van de druk.
Op sommige beelden afkomstig van de telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] was te zien dat zij behoorlijke pakketten met bankbiljetten vasthielden.
In de berichten komt verder naar voren dat de productiesessies steeds ongeveer vijf/zes dagen duurden en dat het voornemen was om daarmee – blijkens een chatgesprek van [medeverdachte 2] – tot 20 december 2023 door te gaan.
Achter de bijnaam ‘ [bijnaam 4] ’ bleek [medeverdachte 4] schuil te gaan. [medeverdachte 4] ging over de materialen en grondstoffen. Hij gaf in de chatgroep opdrachten aan de mensen die in het lab werkzaam waren – in elk geval [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] ‒ en betaalde deze mensen uit. Bovendien hield [medeverdachte 4] zich bezig met de verkoop van de precursoren of drugs die in het lab werden vervaardigd.
De verklaring van [verdachte]
heeft ter zitting bekend dat hij zich in het drugslaboratorium in [plaats ] heeft bezig gehouden met de productie van amfetamine-olie. Hij moest in het lab alle voorkomende werkzaamheden uitvoeren, waaronder vloeistoffen met elkaar mengen, de gasbranders hanteren en de gasflessen vervangen. Hij bleef daar ook slapen. [verdachte] zou begin november 2023 door iemand zijn benaderd voor die klus en ook pas in die maand aan het productieproces hebben deelgenomen. Hij heeft ter zitting bevestigd dat hij via de telefoon, vanuit de chatgroep ‘ [chatgroep] ’ opdrachten kreeg ten behoeve van het productieproces.
Conclusie
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en hetgeen in het voorgaande is overwogen, kan naar het oordeel van de rechtbank het medeplegen van de productie van amfetamine-olie wettig (feit 1) en overtuigend worden bewezen. Uit onderzoek is gebleken dat in het drugslab ook grote hoeveelheden goederen en stoffen aanwezig waren, die bestemd waren voor de (verdere) productie van amfetamine. De rechtbank is van oordeel dat gelet hierop en hetgeen in het voorgaande is overwogen, ook het medeplegen van voorbereidingshandelingen (feit 2) wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De pleegperiode
De ten laste gelegde periode beslaat een beperkte periode van zes weken waarin de productie, het kernproces, heeft plaatsgevonden. Binnen die periode is een substantiële tijd geproduceerd. Dit betreft in elk geval het tijdsbestek in november 2023 dat [verdachte] ook actief in het lab bezig is geweest, totdat het werd opgerold op 30 november 2023. Het maakt dan geen verschil of hij daar wel of niet iedere dag aan het werk is geweest. Gezien de beperkte ten laste gelegde periode en de substantiële tijd dat [verdachte] in het lab werkzaam is geweest bestaat er naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om die periode voor de bewezenverklaring in te korten. De rechtbank stelt vast dat de handelingen van [verdachte] in elk geval hebben plaatsgevonden binnen de periode van 11 oktober 2020 tot en met 30 november 2020.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1:in de periode van 11 oktober 2023 tot en met 30
november 2023 te [plaats ] , gemeente Gilze en Rijen
tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt een hoeveelheid amfetamine-olie, zijnde amfetamine een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2:in de periode van 11 oktober 2023 30 november 2023 te
[plaats ] , gemeente Gilze en Rijen
tezamen en in vereniging met anderen
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet,
voor te bereiden en te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en
- het opzettelijk vervaardigen
van hoeveelheden van een materiaal bevattende
amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I,
- een in werking zijnde productieopstelling/laboratorium en alle
aanverwante goederen bedoeld voor de productie van BMK en/of
amfetamine en/of amfetamine-olie, en/of de daartoe benodigde
grondstoffen en chemicaliën;
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf van 24 maanden op te leggen, rekening houdend met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, zijn open proceshouding, de lange duur van het voorarrest en de omstandigheid dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor dit soort feiten. Voorts is erop gewezen dat verdachte zijn leven op orde heeft qua werk, relatie en financiën.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in de periode van 11 oktober 2023 tot en met 30 november 2023 samen met anderen voorbereidingshandelingen verricht ten behoeve van de productie van amfetamine. Ook heeft hij samen met anderen opzettelijk amfetamine-olie geproduceerd. Om deze productie mogelijk te maken was in een loods aan de [adres] e [plaats ] een grootschalig en professioneel drugslaboratorium ingericht. Gezien de aangetroffen grondstoffen en afvalproducten zijn er grote hoeveelheden van de eindproducten geproduceerd en zouden deze ook nog kunnen worden geproduceerd.
De rechtbank acht de bewezenverklaarde feiten ernstig.
Verdachte heeft in het drugslab een essentiële rol vervuld als productiewerker, als kok.
Hij heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de productie en de daarop volgende handel van en in harddrugs, hetgeen vaak gepaard gaat met georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. De ondermijnende criminaliteit vormt een groot gevaar voor de samenleving en de democratische rechtsstaat. Daarnaast leveren harddrugs voor de gebruikers aanzienlijke gezondheidsrisico’s op. De drugs kunnen hun leven gaan beheersen en er uiteindelijk toe leiden dat zij hun leven totaal vergooien. De samenleving ziet zich ook herhaaldelijk geconfronteerd met drugsverslaafden die op verschillende manieren overlast veroorzaken en vermogensdelicten plegen om hun verslaving te financieren.
Daarnaast vindt verontreiniging van het milieu op grote schaal plaats doordat chemisch afval afkomstig uit drugslaboratoria in de natuur wordt gedumpt.
Verdachte heeft onvoldoende stil gestaan bij al deze negatieve effecten voor de medemens en het milieu. Een aanbod om in korte tijd veel geld te verdienen heeft verdachte kennelijk niet kunnen weerstaan, ondanks dat hij stelt dat hij zijn leven goed op de rit had.
Uit zijn strafblad volgt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor strafbare feiten uit de Opiumwet, maar uit het procesdossier is af te leiden dat hij in 2023 ernstig oogletsel heeft opgelopen door het verkeerd gebruik van chemicaliën bij gelijksoortig illegaal productiewerk. Dit incident heeft verdachte er kennelijk ook niet van weerhouden om opnieuw de fout in te gaan.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank zijn open proceshouding op zitting mee. Hij heeft zijn verantwoordelijkheid genomen. Verdachte heeft gezegd zich nu te schamen dat hij hierbij betrokken is geraakt.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn door de rechtbank weliswaar meegewogen, maar worden onvoldoende zwaarwegend geacht om tot strafvermindering te leiden. Daarvoor is het bewezenverklaarde te ernstig.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van eendaadse samenloop van de feiten, nu de bewezenverklaarde feiten samenhangend zijn en een min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren. Verdachte kan dan ook één verwijt worden gemaakt.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur een passende strafrechtelijke reactie is. Gelet op de ernst van de feiten, ziet zij geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Met de op te leggen straf moet een afschrikwekkend signaal worden afgegeven, zodat verdachte en anderen worden ontmoedigd om zich (opnieuw) in te laten met drugsgerelateerde feiten en hiervan een verdienmodel willen maken. De rechtbank heeft voor de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en straffen.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en verdachtes open proceshouding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van
38 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van
feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van
de Opiumwet gegeven verbod en
feit 2:medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voorbereiden en bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te
hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 38 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.G.F. Vliegenberg, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. M. van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 november 2024.