ECLI:NL:RBZWB:2024:7821

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
02-318194-23; 15-120964-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van amfetamineproductie en voorbereidingshandelingen in drugslaboratorium

Op 15 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in de periode van 11 oktober 2023 tot en met 30 november 2023 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van amfetamine en opzettelijk amfetamine-olie heeft geproduceerd. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om de ten laste gelegde periode in te korten, gezien de substantiële tijd dat de verdachte in het drugslaboratorium werkzaam was. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 15 en 16 oktober 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank achtte het medeplegen van de productie van amfetamine-olie en de voorbereidingshandelingen wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de aangetroffen bewijsmiddelen in het drugslaboratorium. De verdachte heeft een essentiële rol vervuld in de productie en de rechtbank heeft de ernst van de feiten zwaar meegewogen in de strafoplegging. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, omdat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/318194-23; 15/120964-22 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 15 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Krimpen aan den IJssel
raadsman mr. R.I. Kool, advocaat te Maastricht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 15 en 16 oktober 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is op 15 november 2024 gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:samen met anderen een hoeveelheid amfetamine-olie heeft geproduceerd dan wel aanwezig heeft gehad;
feit 2:samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht gericht op de productie van amfetamine.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tezamen en in vereniging bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid amfetamine-olie, zoals is ten laste gelegd onder feit 1. Tevens kan in zijn visie wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van strafbare voorbereidingshandelingen, zoals opgenomen onder feit 2.
Voor het uitgebreide standpunt van de officier van justitie wordt verwezen naar het requisitoir op schrift dat als bijlage bij dit vonnis is gevoegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte weliswaar betrokken is geweest bij het drugslab, maar alleen in de periode van 30 oktober 2023 tot 30 november 2023. Voor het overige refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
Voor wat betreft de gedragingen uit de tenlastelegging onder feit 2 die zien op de handelingen genoemd in artikel 10a, eerste lid, eerste en tweede sublid van de Opiumwet bevat het dossier volgens de verdediging onvoldoende bewijs. Enkel ten aanzien van het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen zoals bedoeld in lid 3 van voormeld artikel refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Voor het uitgebreide standpunt van de verdediging wordt verwezen naar de schriftelijke pleitnota die als bijlage bij dit vonnis is gevoegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aantreffen drugslaboratorium en medeverdachten
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat op 30 november 2023 door de politie in een loods bij een woning aan [adres ] een professioneel en in werking zijnd drugslaboratorium is aangetroffen. Op het moment dat het politieteam haar aanwezigheid kenbaar maakte en aanstalten maakte om de loods aan de voorzijde te betreden, vluchtten drie mannen via een achterdeur van deze loods naar buiten. Vrijwel direct daarna wist de politie deze mannen aan te houden. Dit bleken de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] te zijn. Vervolgens werd in de woning op voornoemd perceel verdachte [medeverdachte 3] aangehouden.
Naast dat er in het lab diverse apparaten, materialen en (grond)stoffen voor de vervaardiging van amfetamine aanwezig waren, zijn er aldaar mobiele telefoons aangetroffen die aan [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn toe te schrijven. In de woning lagen meerdere telefoons van [medeverdachte 3] .
Onderzoek naar de aangetroffen telefoons
Uit het digitale onderzoek van de politie naar de telefoons komt naar voren dat op 11 oktober 2023 een chat binnen een Signal chatgroep is gestart, welke chatgroep ‘ [chatgroep] ’ werd genoemd. Dit woord betekent in de Spaanse taal ‘ [woord] ’. De laatste berichten in deze chatgroep dateren van 30 november 2023, de dag van de instap door de politie. De personen met de bijnamen ‘ [bijnaam 1] ’, ‘ [bijnaam 2] ’, ‘ [bijnaam 3] ’, ‘ [bijnaam 4] ’ (met telefoonnummer [telefoonnummer] ) en ‘ [bijnaam 5] ' maakten deel uit van die chatgroep. Uit het dossier volgt dat achter de namen ‘ [bijnaam 1] ’ [medeverdachte 1] ,en achter ‘ [bijnaam 3] ’ of ‘ [bijnaam 3] ’ [verdachte] schuil gaan, hetgeen hij ook op zitting heeft bevestigd. In de groepsapp is veelvuldig in de taal Papiamento gesproken over drugsgerelateerde zaken in relatie tot het bewuste lab in [plaats] . Tevens zijn er foto’s en filmpjes van het lab via deze chatgroep uitgewisseld. [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben daarnaast ook met andere, onbekend gebleven personen gechat over hun werkzaamheden en verdiensten met betrekking tot het drugslab, waarbij ook foto’s en filmpjes zijn gedeeld. Zo is onder meer in apps door [verdachte] bericht dat hij ‘A-olie’ en drugs maakt en hebben [medeverdachte 1] en ‘ [bijnaam 2] ’gesproken over het productieproces; over het vullen van de stomer, het gebruik van gas(flessen) en het regelen van de druk.
Op sommige beelden afkomstig van de telefoons van [medeverdachte 1] en [verdachte] was te zien dat zij behoorlijke pakketten met bankbiljetten vasthielden.
In de berichten komt verder naar voren dat de productiesessies steeds ongeveer vijf/zes dagen duurden en dat het voornemen was om daarmee – blijkens een chatgesprek van [verdachte] – tot 20 december 2023 door te gaan.
Achter de deelnemer in de chatgroep met bijnaam ‘ [bijnaam 4] ’ bleek [medeverdachte 4] schuil te gaan. [medeverdachte 4] ging over de materialen en grondstoffen. Hij gaf in de groepsapp opdrachten aan de personen die in het lab werkzaam waren – in elk geval [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] ‒ en betaalde deze mensen uit. Bovendien hield [medeverdachte 4] zich bezig met de verkoop van de precursoren of drugs die in het lab werden vervaardigd.
De verklaring van [verdachte]
heeft verklaard dat hij heeft gewerkt in het drugslab. Hij deed wat hem werd gevraagd, zoals het verplaatsen van dozen, het vervangen van gasflessen en spullen die kapot waren gegaan en het wegbrengen van afval. Ook verving hij de waterslangen, hogedrukslangen en slangen van de branders. De opdrachten kregen hij en de twee andere personen in het lab via de telefoon in een groepschat.
Conclusie
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en hetgeen in het voorgaande is overwogen, kan naar het oordeel van de rechtbank het medeplegen van de productie van amfetamine-olie wettig (feit 1) en overtuigend worden bewezen. Uit onderzoek is gebleken dat in het drugslab ook grote hoeveelheden goederen en stoffen aanwezig waren, die bestemd waren voor de (verdere) productie van amfetamine. De rechtbank is van oordeel dat gelet hierop en hetgeen in het voorgaande is overwogen, ook het medeplegen van voorbereidingshandelingen (feit 2) wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De pleegperiode
De rechtbank stelt vast dat de ten laste gelegde periode al een beperkte periode van zes weken beslaat waarin de productie, het kernproces, heeft plaatsgevonden. Binnen die periode is een substantiële tijd geproduceerd. Dit betreft in elk geval het tijdsbestek vanaf 30 oktober 2023 tot 30 november 2023 dat [verdachte] actief in het lab bezig is geweest. Het maakt dan voor de bewezenverklaring geen verschil of hij daar wel of niet iedere dag aan het werk is geweest.
Gezien de beperkte ten laste gelegde periode en de substantiële tijd dat [verdachte] in het lab werkzaam is geweest bestaat er naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om die periode voor de bewezenverklaring in te korten. De rechtbank stelt vast dat de handelingen van [verdachte] in elk geval hebben plaatsgevonden binnen de periode van 11 oktober 2020 tot en met 30 november 2020.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1:in de periode van 11 oktober 2023 tot en met 30
november 2023 te [plaats] , gemeente Gilze en Rijen
tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt een hoeveelheid amfetamine-olie, zijnde amfetamine een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2:in de periode van 11 oktober 2023 30 november 2023 te
[plaats] , gemeente Gilze en Rijen
tezamen en in vereniging met anderen
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet,
voor te bereiden en te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en
- het opzettelijk vervaardigen
van hoeveelheden van een materiaal bevattende
amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I,
- een in werking zijnde productieopstelling/laboratorium en alle
aanverwante goederen bedoeld voor de productie van BMK en/of
amfetamine en/of amfetamine-olie, en/of de daartoe benodigde
grondstoffen en chemicaliën;
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan [verdachte] op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 52 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht [verdachte] te veroordelen tot een gevangenisstraf van
36 maanden met aftrek van voorarrest. In dit verband is gevraagd rekening te houden met de straffen in vergelijkbare zaken in combinatie bezien met de LOVS-oriëntatiepunten, de eendaadse samenloop van beide feiten en de open proceshouding van [verdachte] . Voorts is er op gewezen dat [verdachte] blijkens oudere persoonlijkheidsrapportages een zeer kwetsbaar persoon is met een licht verstandelijke beperking, die impulsief kan handelen en zich door anderen in gedrag laat gebruiken. [verdachte] kan ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor de mate van professionaliteit van de operatie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft in de periode van 11 oktober 2023 tot en met 30 november 2023 samen met anderen amfetamine-olie geproduceerd en voorbereidingshandelingen ten behoeve van de productie van amfetamine verricht. Om deze productie mogelijk te maken was in een loods aan [adres ] en grootschalig en professioneel drugslaboratorium ingericht. Gezien de aangetroffen hoeveelheden grondstoffen en afvalproducten zijn er grote hoeveelheden van de eindproducten geproduceerd en zouden deze ook nog kunnen worden geproduceerd.
De rechtbank acht de bewezenverklaarde feiten ernstig.
Verdachte heeft in het drugslab een essentiële rol vervuld als productiemedewerker, als kok. In deze rol heeft verdachte veel risico gelopen. Niet alleen het risico om door de politie opgepakt te worden, maar ook het gevaar om zwaar of dodelijk gewond te raken door het werken met diverse chemicaliën. De kans op het vrijkomen van giftige gassen of op enorme explosies is immers reëel. Verdachte heeft ook zelf aangegeven dat het werk gevaarlijk is en dat een drugslab als een soort tijdbom is te bestempelen. Dat hij zijn arm heeft verbrand bij het productieproces te [plaats] getuigt daarvan.
Met zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de productie en de daarop volgende handel van en in harddrugs, hetgeen vaak gepaard gaat met georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. De ondermijnende criminaliteit vormt een groot gevaar voor de samenleving en de democratische rechtsstaat. Daarnaast leveren harddrugs voor de gebruikers aanzienlijke gezondheidsrisico’s op. De drugs kunnen hun leven gaan beheersen en er uiteindelijk toe leiden dat zij hun leven totaal vergooien. De samenleving ziet zich ook herhaaldelijk geconfronteerd met drugsverslaafden die op verschillende manieren overlast veroorzaken en vermogensdelicten plegen om hun verslaving te financieren.
Verder vindt verontreiniging van het milieu op grote schaal plaats doordat chemisch afval afkomstig uit drugslaboratoria in de natuur wordt gedumpt.
Verdachte heeft onvoldoende stil gestaan bij al deze negatieve effecten voor de medemens en het milieu. En dit voor een tweede keer, omdat hij zich blijkens zijn strafblad al eerder heeft ingelaten met drugsfeiten. Een aanbod om in korte tijd veel geld te verdienen heeft verdachte kennelijk wederom niet kunnen weerstaan.
Het feit dat verdachte heeft gerecidiveerd en hiervoor nog in een proeftijd liep, weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee. Hij was een gewaarschuwd man, ook al was hij kwetsbaar en gemakkelijk te beïnvloeden. De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen dat verdachte in een huiselijk geweldzaak nog in een proeftijd liep met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een ambulante behandeling voor zijn persoonlijkheidsproblematiek bij [organisatie] .
De ter zitting naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn door de rechtbank weliswaar meegewogen, maar worden onvoldoende zwaarwegend geacht om tot strafvermindering te leiden. Daarvoor is het bewezenverklaarde te ernstig.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van eendaadse samenloop van de feiten, nu de bewezenverklaarde feiten samenhangend zijn en een min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren. Verdachte kan dan ook één verwijt worden gemaakt.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende strafrechtelijke reactie is. Gelet op de ernst van de feiten, ziet zij geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Met de op te leggen straf moet een afschrikwekkend signaal worden afgegeven, zodat verdachte en anderen worden ontmoedigd om zich (opnieuw) in te laten met drugsgerelateerde feiten en hiervan een verdienmodel willen maken. De rechtbank heeft voor de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd alsmede gelet op de grotendeels open proceshouding van verdachte.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van
42 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 20 dagen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 21 december 2022 ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft zich met betrekking tot deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Zij ziet geen aanknopingspunten om hierover anders te beslissen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van
feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van
de Opiumwet gegeven verbod en
feit 2:medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voorbereiden en bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te
hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 26,70, goednummer 2666489;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 21 december 2022 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 15/120964-22
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van 20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.G.F. Vliegenberg, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. M. van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 november 2024.