ECLI:NL:RBZWB:2024:782

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
C/02/418301 / FA RK 24/311
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Borm, rechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 2 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1942. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een periode van zes maanden, op basis van artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling gehouden op dezelfde datum, waarbij de cliënt, zijn advocaat, de casemanager en familieleden aanwezig waren.

De cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, specifiek dementie, heeft aangegeven dat het goed met hem gaat en dat hij niet wil verhuizen naar een verpleeginstelling. De advocaat heeft echter betoogd dat de situatie thuis onhoudbaar is, gezien de ernstige overbelasting van de echtgenote en de toenemende spanningen in de thuissituatie. De casemanager en echtgenote hebben de rechtbank geïnformeerd over de veranderingen in het gedrag van de cliënt en de onveilige situaties die hierdoor zijn ontstaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat is om voor zichzelf te zorgen en dat er geen minder ingrijpende oplossingen zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De opname in een zorginstelling is noodzakelijk om de veiligheid van de cliënt en zijn echtgenote te waarborgen. De rechtbank heeft daarom besloten om de machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden te verlenen, met ingang van de uitspraak tot en met 2 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/418301 / FA RK 24/311
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 2 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt],
geboren op [geboortedag] 1942 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. S.J. Nijssen te Zierikzee.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 23 januari 2024, ingekomen ter griffie op 23 januari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het e-mailbericht van de specialist ouderengeneeskunde van 19 januari 2024;
- de aanvraag van 17 januari 2024;
- de medische verklaring van 16 januari 2024;
- het CIZ machtigingsformulier van 5 januari 2024;
- de machtiging vanuit het CIZ van 9 januari 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 februari 2024, op het hierboven genoemde woonadres van cliënt.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam 1] , casemanager;
- mevrouw [naam 2] , echtgenote van cliënt;
- mevrouw [naam 3] , dochter van cliënt.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Cliënt geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat het goed met hem gaat. Er zijn geen problemen in de thuissituatie. Cliënt wil dan ook niet verhuizen naar een verpleeginstelling.
3.2
De advocaat geeft aan dat er bij cliënt sprake is van een psychogeriatrische aandoening en het in de stukken beschreven ernstig nadeel. Er is de afgelopen tijd van alles geprobeerd om ervoor te zorgen dat cliënt langer thuis kan blijven wonen, maar er is inmiddels geen andere optie voorhanden dan een opname in een verpleeginstelling. Cliënt beschikt echter niet over ziektebesef en -inzicht en vindt dat er niets aan de hand is en alles goed gaat in de thuissituatie. Hij wil dan ook niet naar een verpleeginstelling verhuizen. Om die reden verzoekt de advocaat namens cliënt om afwijzing van het verzoek.
3.3
De casemanager benoemt dat cliënt vorig jaar door een geriater is gediagnosticeerd met dementie, waarschijnlijk in de vorm van de ziekte van Alzheimer. Als gevolg daarvan gaat het geheugen van cliënt achteruit. Daar merkt cliënt zelf weinig van nu hij niet beschikt over ziektebesef en -inzicht. Het is daarom lastig voor cliënt om te begrijpen dat er dingen niet meer goed gaan. Daarbij komt dat cliënt geen sturing meer accepteert en zich steeds vaker dreigend uit richting zijn echtgenote. Daardoor ontstaat er geregeld een onveilige situatie voor de echtgenote. Als gevolg daarvan nemen de spanningen in de thuissituatie steeds verder toe en is de echtgenote zwaar overbelast geraakt. De casemanager licht voorts toe dat er van alles is geprobeerd om de situatie thuis te verbeteren. Cliënt wil echter niet naar een dagbesteding en met de tweewekelijkse thuisbegeleiding kan het ernstig nadeel niet langer worden afgewend.
3.4
De echtgenote benoemt dat het gedrag van cliënt vanwege de dementie erg is veranderd. De echtgenote heeft lange tijd voor cliënt gezorgd, maar is als gevolg daarvan ernstig overbelast geraakt. Zij kan de zorg voor cliënt niet langer dragen. Daarbij komt dat cliënt steeds vaker erg boos en dreigend reageert op de echtgenote. De echtgenote is daardoor erg angstig voor cliënt en durft haar eigen grenzen niet meer aan te geven. Zij is bang dat cliënt vanwege zijn dementie een tik aan haar zal uitdelen. De echtgenote weet niet hoelang zij deze situatie met cliënt thuis nog kan volhouden. De situatie wordt bovendien alleen maar erger.
3.5
De dochter heeft opgemerkt dat haar moeder vanwege het ziektebeeld van haar vader en de situatie die als gevolg daarvan is ontstaan dagelijks veel spanningen ervaart. Zij gunt het haar moeder dat dit stopt.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie. Deze diagnose is in 2022 door een klinisch geriater gesteld.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Daarbij overweegt de rechtbank dat cliënt al lange tijd geheugenproblemen heeft en gedesoriënteerd is in tijd, plaats en persoon. Als gevolg daarvan kan cliënt niet meer voor zichzelf zorgen en is hij volledig afhankelijk van de zorg van zijn echtgenote, die daardoor ernstig overbelast is geraakt. Het is de rechtbank voorts gebleken dat er in de thuissituatie in toenemende mate sprake is van spanningen doordat cliënt zich steeds vaker dreigend uit richting zijn echtgenote. Als gevolg daarvan ontstaan er gevaarlijke situaties voor de echtgenote, met kans op lichamelijk letsel.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt is blijvend aangewezen op intensieve 24-uurszorg, toezicht en begeleiding in de nabijheid in een veilige en gestructureerde woonomgeving. Dit kan hem in een psychogeriatrische zorginstelling worden geboden. Bovendien wordt de echtgenote van cliënt met een opname van cliënt ontlast.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Ondanks de intensieve zorg van de echtgenote voor cliënt en de individuele begeleiding die cliënt tweewekelijks in de thuissituatie ontvangt, kan het ernstig nadeel niet meer in de thuissituatie worden afgewend. Cliënt heeft voortdurend zorg nodig en dit kan hem in de thuissituatie niet geboden worden, omdat hij zich hier fors tegen verzet. Ook is het de rechtbank gebleken dat cliënt een dagbesteding weigert. Daarnaast is de echtgenote van cliënt als gevolg van de zorg voor cliënt overbelast geraakt.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt heeft meermaals aangegeven dat hij niet opgenomen wil worden.
4.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, met ingang van heden en tot en met 2 augustus 2024.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1942 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
2 augustus 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Borm, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas als griffier, en op 9 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.