Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
2.Het verzoek
3.Standpunten
4.Beoordeling
5.Beslissing
2 augustus 2024.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 2 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1942. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een periode van zes maanden, op basis van artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling gehouden op dezelfde datum, waarbij de cliënt, zijn advocaat, de casemanager en familieleden aanwezig waren.
De cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, specifiek dementie, heeft aangegeven dat het goed met hem gaat en dat hij niet wil verhuizen naar een verpleeginstelling. De advocaat heeft echter betoogd dat de situatie thuis onhoudbaar is, gezien de ernstige overbelasting van de echtgenote en de toenemende spanningen in de thuissituatie. De casemanager en echtgenote hebben de rechtbank geïnformeerd over de veranderingen in het gedrag van de cliënt en de onveilige situaties die hierdoor zijn ontstaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat is om voor zichzelf te zorgen en dat er geen minder ingrijpende oplossingen zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De opname in een zorginstelling is noodzakelijk om de veiligheid van de cliënt en zijn echtgenote te waarborgen. De rechtbank heeft daarom besloten om de machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden te verlenen, met ingang van de uitspraak tot en met 2 augustus 2024.