ECLI:NL:RBZWB:2024:781

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
C/02/418040 / FA RK 24/198
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Borm, rechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 2 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1982. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene, haar advocaat en verschillende zorgprofessionals aanwezig waren. De betrokkene heeft aangegeven dat zij het niet eens is met eerdere uitspraken over haar toestand en dat zij geen nieuwe zorgmachtiging nodig acht. De advocaat van de betrokkene heeft echter betoogd dat er nog steeds zorgen zijn over haar geestelijke gezondheid en dat een verlenging van de zorgmachtiging noodzakelijk is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, en dat deze stoornis leidt tot ernstig nadeel voor haarzelf en haar omgeving. De rechtbank oordeelt dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis en dat verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor de verzochte duur van twaalf maanden, met ingang van 2 februari 2024 en eindigend op 2 februari 2025. De beschikking is mondeling gegeven door rechter Borm en schriftelijk uitgewerkt op 9 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/418040 / FA RK 24/198
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 2 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G. Veen te 's-Heer Arendskerke.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 15 januari 2024, ingekomen ter griffie op 15 januari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 11 januari 2024;
- het zorgplan van 8 januari 2024;
- de niet ingevulde zorgkaart van 8 januari 2024;
- de medische verklaring van 4 januari 2024;
- het maatschappelijke plan van 22 december 2023;
- het politie informatie rapport Wvggz van 19 december 2023;
- het ongedateerde en niet ondertekende eigen plan van aanpak;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 februari 2024, op het hierboven genoemde woonadres van betrokkene.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 1] , sociaalpsychiatrisch verpleegkundige;
- mevrouw [naam 2] , maatschappelijk werkster.
Conform de beleidsafspraken van de rechtbank was er ook een politieagent aanwezig, om toe te zien op de veiligheid van de aanwezigen.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het insluiten;
- het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- het opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene benoemt allereerst dat zij niet weet of zij zich kan vinden in de eerdere uitspraken dat er bij haar sprake was van een drankpsychose en een manie. Daarnaast heeft betrokkene aangegeven dat er onjuiste informatie is opgenomen in de stukken. Betrokkene legt uit dat zij in de periode juli tot en met oktober 2023 gedwongen in Stichting Emergis opgenomen is geweest, omdat zij zogezegd een buurvrouw had geslagen en overmatig alcohol was gaan drinken toen haar relatie stopte. Dat is volgens betrokkene onjuist en zij is daarom van mening dat de opname in Stichting Emergis onterecht was. Om die reden vindt zij een nieuwe zorgmachtiging niet nodig. Daarbij benoemt betrokkene dat er geen overlast meer zal ontstaan in de thuissituatie, omdat zij de muziek niet meer hard zet en een aantal buren inmiddels niet meer naast haar woont. Betrokkene benoemt voorts dat zij haar medicatie inneemt omdat dit verplicht is. Zij vindt het erg vervelend dat er twee keer per dag hulpverlening langskomt voor de medicatie-inname, maar is ondertussen wel aan de medicatie gewend geraakt. Daarom zal zij de medicatie blijven innemen als dat noodzakelijk wordt geacht.
3.2
De advocaat heeft aangegeven dat betrokkene nog steeds is belast met een psychiatrisch ziektebeeld en dat er ingeval van decompensatie sprake is van ernstig nadeel. Hoewel betrokkene vindt dat er foutieve informatie in de stukken is opgenomen, zijn er nog steeds zorgen over de situatie en de gezondheid van betrokkene en is er nog steeds een risico op een terugval. Daarom moet de zorgmachtiging van betrokkene worden verlengd voor de duur van twaalf maanden. Omdat het inmiddels alweer even geleden is dat betrokkene opgenomen heeft verbleven, dienen de zorgvormen het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie te worden beperkt in tijd.
3.3
De sociaalpsychiatrisch verpleegkundige heeft aangegeven dat betrokkene belast is met een psychiatrisch ziektebeeld. Er was eerder sprake van een maniform toestandsbeeld, ten gevolge waarvan betrokkene zodanig veel (geluids)overlast veroorzaakte dat er veel onrust en boosheid bij de buren van betrokkene bestond en betrokkene haar woning dreigde te verliezen. Het was destijds ook lastig om met betrokkene in contact te komen. Betrokkene is vervolgens een tijdlang opgenomen geweest en in de periode daarna was het eveneens erg moeilijk om een samenwerking met betrokkene tot stand te brengen. Inmiddels gaat het zichtbaar beter met betrokkene. Zij is vanwege de inzet van medicatie rustiger geworden, er is een samenwerking mogelijk en er zijn geen klachten meer gemeld. Deze positieve ontwikkelingen zijn nog wel erg pril en daarbij komt dat betrokkene de medicatie eigenlijk niet nodig vindt en niet beschikt over ziekte-inzicht. De verpleegkundige heeft er daarom geen vertrouwen in dat betrokkene de medicatie op vrijwillige basis zal blijven innemen en is van mening dat er nu nog geen sprake is van een voldoende bestendige vrijwilligheid om de benodigde zorg zonder verplicht kader te kunnen voortzetten. Daarom dient de huidige zorgmachtiging te worden verlengd. Desgevraagd benoemt de verpleegkundige dat betrokkene vanwege haar toestandsbeeld tijdens de vorige opname ook een periode ingesloten heeft moeten verblijven. Deze zorgvorm wordt altijd zo kort mogelijk toegepast. De verpleegkundige vindt het voorts lastig om de mogelijkheid van een verplichte opname in de zorgmachtiging in duur te beperken, omdat een opname enkel wordt ingezet ingeval van ontregeling en vooraf niet kan worden ingeschat hoeveel tijd daarvoor nodig is. Het is in ieder geval niet de bedoeling om betrokkene voor de duur van twaalf maanden op te nemen.
3.4
De maatschappelijk werkster heeft in aanvulling op de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige aangegeven dat het een stuk beter gaat met betrokkene sinds zij haar medicatie onder toezicht inneemt. Zo komt betrokkene haar afspraken nu na, is haar woning opgeruimd en zijn er geen overlastmeldingen meer binnengekomen. Betrokkene is ook rustiger in het contact. Het is daarom van groot belang om de verplicht medicatie-inname voort te zetten. Daarnaast kan het ingeval van decompensatie nodig zijn dat betrokkene een periode opgenomen verblijft.

4.Beoordeling

4.1
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 30 augustus 2023 is het resterende deel van de zorgmachtiging van betrokkene verleend, tot en met 14 februari 2024.
4.2
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, depressieve-stemmingsstoornissen en middelgerelateerde en verslavingsstoornissen.
4.3
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige immateriële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Het is de rechtbank gebleken dat betrokkene onder invloed van de bovengenoemde stoornis ernstige (geluids)overlast kan veroorzaken, waarbij zij met name haar buren en haar omgeving lastig valt en waardoor zij eerder haar woning dreigde kwijt te raken. Daarnaast vertoont betrokkene in geval van decompensatie verward, agressief en ontwrichtend gedrag. Ook raakt de woning van betrokkene op die momenten erg vervuild.
4.4
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel, het stabiliseren of herstellen van de fysieke gezondheid van betrokkene in het geval diens gedrag als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene.
4.5
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Daarbij overweegt de rechtbank dat betrokkene niet beschikt over ziekte-inzicht, een nieuwe zorgmachtiging niet nodig vindt en ambivalent is in haar acceptatie van de noodzakelijk geachte medicatie. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.6
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toediening van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat de zorgverleners telkens voor de minst ingrijpende vorm van verplichte zorg zullen kiezen voor een zo kort mogelijke duur, nu uitgangspunt en voorwaarde in de Wvggz voor de toepassing van verplichte zorg is dat verplichte zorg altijd zo beperkt mogelijk moet worden toegepast. Om die reden ziet de rechtbank geen aanleiding om de toepassing van de verplichte vormen van zorg die zien op een opname in een accommodatie in de zorgmachtiging in duur te beperken, zoals de advocaat van betrokkene heeft verzocht. Dit betreft bovendien een beslissing over de inhoud van de verplichte zorg, hetgeen niet de expertise van de rechtbank is.
4.7
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.8
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.9
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden, met ingang van heden en tot en met 2 februari 2025.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.6 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
2 februari 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Borm, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas als griffier, en op 9 februari 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.