ECLI:NL:RBZWB:2024:7807

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
02-117343-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met braak en diefstal van een elektrische fiets en televisie

Op 14 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere inbraken en diefstallen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 31 oktober 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte, geboren in 1993 en gedetineerd, had een raadsman, mr. W.B. Lisi, advocaat te Utrecht. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een poging tot diefstal met braak bij een voetbalvereniging, diefstal van een elektrische fiets en diefstal van een televisie. De rechtbank achtte de bewijsmiddelen overtuigend, met name de bekennende verklaring van de verdachte en het DNA bewijs op een bierflesje dat bij de inbraak was aangetroffen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder diefstallen bij een boerderijwinkel, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte niet had betaald voor de producten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor middelengebruik. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, de voetbalvereniging, voor materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/117343-24
vonnis van de meervoudige kamer van 14 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in [locatie] ,
raadsman mr. W.B. Lisi, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 oktober 2024, waarbij de officier van justitie mr. I.M. Peters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere inbraken en diefstallen dan wel pogingen daartoe.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wat hem ten laste is gelegd onder de feiten 1 primair, 3, 4 en 5. Zij baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier en op de bekennende verklaring van verdachte voor de feiten 3 en 4. Voor feit 2 moet vrijspraak volgen, aangezien onvoldoende duidelijk is of verdachte wel of niet heeft betaald.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 1 primair en subsidiair, 2 en 5. Voor deze feiten bevat het dossier onvoldoende redengevend bewijs. Mocht de rechtbank ten aanzien van feit 5 wel vaststellen dat verdachte gedragingen heeft gepleegd die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op diefstal, moet hiervoor ontslag van alle rechtsvervolging volgen nu sprake is van vrijwillige terugtred. De feiten 3 en 4 heeft verdachte bekend. Voor feit 4 moet wel partiële vrijspraak volgen voor de ten laste gelegde braak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Gelet op de bewijsmiddelen in de bijlage stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die op 17 februari 2024 heeft ingebroken bij [voetbalvereniging] , gelegen aan de [straat 1] in [plaats 1] . Tussen alle vernielingen bij de vereniging werd onder andere een kapot bierflesje achter de bar op de grond gevonden, waar het DNA van verdachte op zat. Verdachte heeft tijdens een eerdere zitting verklaard dat dit bierflesje met zijn DNA erop bij de voetbalvereniging is aangetroffen, omdat verdachte in de week voorafgaand aan de inbraak twee keer in de voetbalkantine is geweest toen hij een wedstrijd bijwoonde. Ter zitting van 31 oktober 2024 heeft verdachte echter verklaard dat deze twee momenten niet plaatsvonden in de week voorafgaand aan de inbraak, maar allebei pas in maart 2024. Verdachte heeft dus geen logische verklaring gegeven voor het aantreffen van een bierflesje met zijn DNA erop achter de bar van de voetbalvereniging na de inbraak.
De inbraak bij de voetbalvereniging vond plaats tussen 17 en 19 februari 2024. De rechtbank stelt vast dat verdachte ten aanzien van feit 3 een bekennende verklaring heeft afgelegd over een diefstal met braak in de nacht van 18 op 19 februari 2024. Deze diefstal vond eveneens plaats in de [straat 1] in [plaats 1] . Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat verdachte in de ten laste gelegde periode in de nacht op dievenpad is geweest en dat sterkt haar in de overtuiging dat verdachte de onder feit 1 ten laste gelegde inbraak heeft gepleegd.
Uit de aangifte blijkt dat er geen geld is weggenomen bij de inbraak. Negen dagen na de aangifte heeft aangever in een aanvullend verhoor verklaard dat er wel geld zou zijn weggenomen bij de inbraak. Er ontbrak namelijk toch geld uit de geldkistjes die in de kluis stonden. De sleutel van de kluis lag in een sleutelkastje. Er is een code nodig om het sleutelkastje te kunnen openen. Gelet op het late moment waarop werd ontdekt dat er geld ontbrak en het feit dat een code nodig is om het sleutelkasje waarin de sleutel van de kluis is opgeborgen te kunnen openen, kan de rechtbank niet met zekerheid vaststellen dat het verdachte is geweest die dit geld heeft weggenomen. Niet duidelijk is geworden hoe verdachte aan de benodigde code heeft kunnen komen om het sleutelkastje te kunnen openen. En als verdachte de code had, is het onduidelijk waarom er braaksporen op de kluis zijn waargenomen na de inbraak. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het een periode van negen dagen heeft geduurd voordat werd vastgesteld dat er geld miste, waardoor niet meer kan worden vastgesteld dat verdachte het geld in de nacht van 18 op 19 februari 2024 heeft weggenomen. De rechtbank komt gelet daarop tot vrijspraak van de primair ten laste gelegde diefstal van enig geldbedrag door middel van braak. Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde poging daartoe.
Feit 2
Ten laste gelegd zijn meerdere diefstallen bij een boerderijwinkel. Verdachte zou op meerdere momenten producten hebben meegenomen zonder geld in het geldkistje te doen. Zoals op een eerdere zitting al door de rechtbank is overwogen, is op de camerabeelden te zien dat verdachte in ieder geval bij een van deze momenten naar het geldkistje loopt, op dat moment een portemonnee uit zijn binnenzak haalt en een handeling lijkt te verrichten. De rechtbank kan op basis van de camerabeelden niet uitsluiten dat verdachte toen wel degelijk heeft betaald. Daarnaast blijkt uit de aangiftes niet hoe aangever geconstateerd heeft dat niet is betaald door verdachte. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstallen en zal zij verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 3
Gelet op de bewijsmiddelen in de bijlage, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 3 ten laste gelegde diefstal door middel van braak.
Feit 4
Gelet op de bewijsmiddelen in de bijlage, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 4 ten laste gelegde diefstal.
Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de diefstal heeft plaatsgevonden door middel van braak, verbreking of inklimming. De rechtbank zal verdachte van dat gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 5
[aangever 1]
Aan verdachte is poging tot inbraak ten laste gelegd. Op de camerabeelden is een man op het terrein van aangever te zien die met zijn hand richting een raam gaat, waarvan de verbalisant die de beelden heeft bekeken een redelijk vermoeden heeft dat het verdachte is. Het signalement van de man is een man met een fiets met fietstassen, een donkergekleurde gewatteerde jas, een lichtgekleurde muts, een lichtgekleurde broek en lichtgekleurde schoenen.
De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande onvoldoende is om vast te kunnen stellen dat het verdachte is geweest die zich op het terrein van aangever bevond. De herkenning door de verbalisant is niet meer dan een redelijk vermoeden en ook het signalement dat naar voren komt, is onvoldoende specifiek om daarop een herkenning te kunnen baseren. De rechtbank komt dan ook tot vrijspraak van de ten laste gelegde poging tot inbraak bij [aangever 1] .
[aangever 2]
Aan verdachte is poging tot inbraak ten laste gelegd. Op de camerabeelden is een man te zien die in de tuin van aangever liep, waarvan de verbalisant die de beelden heeft bekeken vermoedt dat het verdachte is. Het signalement van de man is een man met een fiets met fietstassen, een donkergekleurde gewatteerde jas, een lichtgekleurde broek en lichtgekleurde schoenen.
De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande onvoldoende is om vast te kunnen stellen dat het verdachte is geweest die zich op het terrein van aangever bevond. De herkenning door de verbalisant is niet meer dan een vermoeden en ook het signalement dat naar voren komt, is onvoldoende specifiek om daarop een herkenning te kunnen baseren. De rechtbank komt dan ook tot vrijspraak van de ten laste gelegde poging tot inbraak bij [aangever 2] .
[aangever 3]
Aan verdachte is poging tot inbraak ten laste gelegd. Op de camerabeelden is verdachte te zien, terwijl hij om 6.40 uur op het terrein van aangever fietst. Verdachte loopt dan naar de garagepoort naast de woning en voelt aan de deurknop. Toen aangever buiten ging kijken, zag hij dat de schuifdeur van de schuur achter de woning open stond. In de schuur zit een boerderijwinkel. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de schuifdeur heeft opengeschoven. Hij zag toen producten liggen, maar er brandde geen licht in de winkel en er was niemand. De winkel was niet open. Vervolgens is hij weggegaan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat bij verdachte sprake is geweest van opzet op het wegnemen van goederen. De rechtbank komt dan ook tot vrijspraak van de ten laste gelegde poging tot inbraak bij [aangever 3] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
omstreeks 17 februari 2024 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één of meer goed(eren) van zijn gading, dat/die
aan
[voetbalvereniging], toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, zich naar de [adres 1] heeft begeven, zich
(met een scherp voorwerp) de toegang heeft verschaft tot een tent en ruiten en deuren heeft
vernield, en/of heeft getracht een kluis open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op 19 februari 2024 te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] een (elektrische) fiets, die aan [benadeelde 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4.
op 9 februari 2024 te [plaats 2] een tv, die aan [benadeelde 2] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Zij vordert daaraan als bijzondere voorwaarden te verbinden alle door de reclassering geadviseerde voorwaarden en daarnaast de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname van maximaal 7 weken na goedkeuring van de rechtbank.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt geen langere onvoorwaardelijke straf op te leggen dan verdachte al in voorarrest heeft uitgezeten. Daarnaast kan een fors voorwaardelijk deel worden opgelegd met alle door de reclassering geadviseerde voorwaarden en ook de voorwaarde van een kortdurende klinische opname.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met braak bij een voetbalvereniging. Daarnaast heeft hij een elektrische fiets gestolen uit een tuinhuis en daarbij het hekwerk bij de woning onherstelbaar beschadigd. Ook heeft verdachte een televisie gestolen uit een tuin onder een overkapping bij een woning. Verdachte heeft met zijn handelen geen enkel respect getoond voor de eigendommen en privacy van de slachtoffers en heeft zijn eigen geldelijk gewin vooropgesteld. Los van de financiële schade en overlast die verdachte heeft veroorzaakt, moet het voor de slachtoffers bijzonder onaangenaam zijn dat er iemand midden in de nacht in hun clubhuis of tuin heeft rondgelopen om hun spullen mee te nemen. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
De rechtbank slaat acht op het uittreksel van het strafblad van verdachte van 6 september 2024. Hieruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Ook slaat de rechtbank acht op het rapport van 17 oktober 2024 dat de reclassering over verdachte heeft opgemaakt. Hieruit komt naar voren dat zijn middelengebruik en financiën de grootste risico’s vormen. Verdachte heeft een lange geschiedenis met verslavingsproblemen en heeft hier zowel klinische als ambulante behandelingen voor gehad. Hij pleegde in het verleden vermogensdelicten om te voorzien in zijn middelengebruik. Het is aannemelijk dat dit in deze zaak ook het geval was. Verdachte lijkt de motivatie te hebben om clean te blijven, maar het is de vraag of hij daartoe ook de juiste vaardigheden bezit. De reclassering acht een reclasseringstoezicht nodig. Binnen het toezicht kan worden gekeken naar de oorzaak van het middelengebruik en kan behandeling plaatsvinden voor zowel het middelengebruik als het omgaan met tegenslagen. Daarnaast kan verdachte worden ondersteund op financieel vlak. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld-hoog.
De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank acht, gelet op al het voorgaande, een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden. Zij zal aan deze straf alle bijzondere voorwaarden verbinden die de reclassering heeft geadviseerd. Daarnaast zal zij de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname van maximaal 7 weken na goedkeuring van de rechtbank als voorwaarde opnemen, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partijen

[voetbalvereniging]
De benadeelde partij [voetbalvereniging] vordert een schadevergoeding van
€ 1.932,11 aan materiële schade voor feit 1, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het subsidiair onder dit feit tenlastegelegde heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 791,36 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
17 februari 2024 tot aan de dag van voldoening. Dit bedrag betreft de kosten van herstel van de materiële schade, verminderd met wat daarvoor door de verzekering al is vergoed.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
Voor het overige, namelijk het gestolen geld, is de rechtbank van oordeel dat voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte ontbreekt nu de rechtbank verdachte van het primair ten laste gelegde zal vrijspreken, zodat geen sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dat deel van de vordering.
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
17 februari 2024 tot aan de dag van voldoening. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
[benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 931,22 voor feit 2.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 primair, 2 en 5 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair:poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 3:diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak;
feit 4:diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij de reclassering te Middelburg, Vrijlandstraat 33, en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik, bij overmatig middelengebruik of in geval van ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal,
nadat dit door de rechter is bevolen, verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zal meewerken aan een aanmelding bij de Materiele Juridische Dienstverlening van Fivoor, ten behoeve van ondersteuning op het gebied van zijn financiën, wanneer dit door de reclassering nodig wordt geacht. Hij werkt mee aan de begeleiding gericht op het krijgen van financieel overzicht en een gezond inkomsten- en uitgavenpatroon, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en eventuele schulden;
* dat verdachte zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik inzichtelijk te maken. De reclassering kan een urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
[voetbalvereniging]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [voetbalvereniging] van € 791,36 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 17 februari 2024 tot aan de dag van voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [voetbalvereniging] (feit 1), € 791,36 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 17 februari 2024 tot aan de dag van voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 15 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 3]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 3] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Bergen, voorzitter, mr. A.B. Scheltema Beduin en
mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven-van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 november 2024.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks de periode van 17 februari 2024 tot en met 19
februari 2024 te [plaats 1] , gemeente Terneuzen ,
enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[naam] en/of [voetbalvereniging] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen
geldbedrag, in elk geval enig goed, onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden;
hij op of omstreeks 17 februari 2024 te [plaats 1] , gemeente Terneuzen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
één of meer goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [naam] en/of [voetbalvereniging] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van
het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen
onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, zich naar de [adres 1] heeft begeven, en/of zich
(met een scherp voorwerp) de toegang heeft verschaft tot een tent en/of
een of meer ruit(en) en/of (een) deur(en) heeft geforceerd/opengebroken/vernield, en/of heeft gertracht een kluis open te breken/forceren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 maart
2024 tot en met 5 april 2024 te [plaats 3] , gemeente Terneuzen ,
één of meer zak(ken) aardappelen en/of één of meer zak(ken) uien en/of
twee flesjes Jupiler en/of een krat bier, in elk geval (telkens) enig(e)
goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft weggenomen (telkens)
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 19 februari 2024 te [plaats 1] , gemeente Terneuzen
een (elektrische) fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en/of die weg te nemen (elektrische) fiets onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
4.
hij op of omstreeks 9 februari 2024 te [plaats 2]
een tv, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] ,
in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die
weg te nemen tv onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
5.
hij op of omstreeks de periode van 17 januari 2024 tot en met 24 januari
2024 te [straat 2] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
één of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig(e) goed(eren),
dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen
onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, zich naar [adres 2] heeft begeven en/of een raam heeft
geforceerd/opengebroken/vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 9 februari 2024 te [plaats 2] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
één of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig(e) goed(eren),
dat/die geheel of ten dele aan [aangever 2] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen
onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, zich naar [adres 3] heeft begeven en/of
een schuifpui heeft geforceerd/opengebroken/vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 17 maart 2024 te [plaats 1] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
één of meer goederen van zijn gading, in elk geval enig(e) goed(eren),
dat/die geheel of ten dele aan [aangever 3] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, zich naar de [adres 4] heeft begeven
en/of zich (aldaar) in een schuur/gebouw heeft begeven, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )