ECLI:NL:RBZWB:2024:7806

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
02-177689-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het voorhanden hebben van meerdere verboden vuurwapens en munitie met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf

Op 14 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van meerdere verboden vuurwapens en munitie. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 31 oktober 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte vier feiten, waarbij de verdachte op verschillende data vuurwapens en munitie voorhanden zou hebben gehad. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten 1, 2 en 4, maar sprak hem vrij van feit 3 wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank achtte het voorhanden hebben van vuurwapens een ernstig feit dat een risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De verdachte kreeg een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 32 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank weegt hierbij de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en de omstandigheden van de zaak mee. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 57 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/177689-24
vonnis van de meervoudige kamer van 14 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [plaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Torentijd, locatie Middelburg,
te 4337 PE Middelburg, Torentijdweg 1,
raadsman mr. J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 oktober 2024, waarbij de officier van justitie mr. I.M. Peters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:op 28 mei 2024 een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
feit 2: op 23 oktober 2023 vier vuurwapens voorhanden heeft gehad;
feit 3: op 28 mei 2024 in vereniging een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
feit 4:op 23 oktober 2023 en/of 28 mei 2024 munitie voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 4 (partieel) ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Zij verzoekt verdachte vrij te spreken van het onder 3 en 4 (partieel, voor zover het gaat over de op 28 mei 2024 aangetroffen 6 kogels) tenlastegelegde, nu het dossier voor deze feiten geen bewijs bevat.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 2 tot en met 4 ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de onder 4 ten laste gelegde 49 kogels behorende bij de Glock, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte de vuurwapens en de bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. Er wordt in dat verband een meer- en vaart verweer gevoerd. Het onder 1 ten laste gelegde feit kan wel bewezen worden verklaard. Verdachte heeft hiertoe een bekennende verklaring afgelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
feit 1 en feit 4 (voor zover dit ziet op 28 mei 2024)
De rechtbank is van oordeel dat feit 1 en feit 4 (deels; voor zover het gaat om het voorhanden hebben van 49 kogelpatronen op 28 mei 2024), gelet op de bekennende verklaring van verdachte, bewezen kan worden verklaard. Er zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in bijlage II van dit vonnis.
feit 2 en feit 4 (voor zover dit ziet op 23 oktober 2023)
- feitenvaststelling
De rechtbank stelt vast dat op 23 oktober 2023 in [woonadres] onder een losliggende tegel op de galerij op een afstand van 7,8 meter van de woning waar verdachte verbleef vuurwapens, munitie en een geldbedrag van € 8.900,- is aangetroffen. Op één van deze vuurwapens, te weten de Blow TR17 werd het DNA van verdachte aangetroffen.
-
meer- en vaartverweer
Door de verdediging is een meer- en vaart verweer gevoerd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte op de parkeerplek bij zijn woning in een ruzie terecht kwam waarna er een wapen op hem werd gericht. Verdachte heeft vervolgens het wapen naar beneden geduwd en afgepakt. Hierdoor is zijn DNA op dit wapen (hierna: de Blow TR17) terechtgekomen. De persoon van wie verdachte de Blow TR17 heeft afgepakt heeft het daarna weer meegenomen. Het enkele feit dat verdachte de Blow TR17 kortstondig in handen heeft gekregen maakt niet dat hij de Blow TR17, dan wel de overige vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht de door verdachte afgelegde verklaring niet geloofwaardig. Zij acht het hoogst onwaarschijnlijk dat verdachte, terwijl er een vuurwapen op hem gericht werd, rustig datzelfde vuurwapen afpakte om het daarna weer aan diezelfde persoon terug te geven. Daarbij komt ook dat verdachte heeft aangegeven de persoon met het vuurwapen te kennen en te weten waar hij woont, maar dit niet aan justitie of de rechtbank wil vertellen. De verklaring van verdachte is dus niet te verifiëren. Daarnaast is het wapen, tezamen met de andere wapens, munitie en het geld, juist gevonden vlakbij de woning waar verdachte verbleef. De moeder van verdachte heeft nog twee fietsen verplaatst die precies bij de betreffende tegels stonden toen de medewerker van het rioleringsbedrijf en de politie daar aanwezig waren, zonder dat daarom gevraagd werd en zonder dat zij vroeg wat er aan de hand was. Onder die omstandigheden heeft het meer- en vaartverweer van de verdediging te weinig handen en voeten gekregen waardoor het, mede gelet op de bewijsmiddelen, wordt verworpen.
-
wetenschap van en beschikkingsmacht
De rechtbank overweegt dat het DNA van verdachte is aangetroffen op één van de vuurwapens, de Blow TR17. Met de weerlegging van het meer- en vaartverweer komt daarmee vast te staan dat verdachte in ieder geval de wetenschap en de beschikkingsmacht heeft gehad over dit vuurwapen. De rechtbank overweegt daarnaast dat de Blow TR17 samen met nog drie andere vuurwapens en de bijbehorende munitie (42 stuks) is aangetroffen onder een tegel op 7,8 meter van de woning waar verdachte verbleef. Deze woning betreft bovendien de woning in het flatgebouw die het dichtst bij deze tegel is gelegen. Deze feiten en omstandigheden maken dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte zowel de wetenschap als de beschikkingsmacht over alle vier de wapens en de bijbehorende munitie moet hebben gehad.
- vrijspraak zes kogelpatronen
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het op 28 mei 2024 voorhanden hebben van zes kogelpatronen, nu het dossier onvoldoende bewijsmiddelen hiertoe bevat.
feit 3
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat die verdachte in verband brengen met het tenlastegelegde. De rechtbank zal verdachte, bij gebrek aan voldoende wettig bewijs, dan ook van dit feit vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 28 mei 2024 te [plaats] (in een woning gelegen aan de [straat 1] )
een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, type 17, kaliber 9x19 mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
feit 2
op 23 oktober 2023 te [plaats] wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Blow, type TR 17, kaliber 7,65 mm Browning (DNA aangetroffen) en een pistool, merk Blow, type TR 14D, kaliber 7,65 mm Browning en een pistool, merk FN Browning Patent, type 1922, kaliber 7,65 mm Browning en een pistool, merk HS, type 9, kaliber 9x19 mm zijnde vuurwapens voorhanden heeft gehad;
feit 4
op 23 oktober 2023 te [plaats] munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 42, kogelpatronen en op 28 mei 2024 te [plaats] munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
49, kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, eventueel nader gespecificeerd met het verplicht meewerken aan drugs- en alcoholonderzoek, inzicht geven in financiën en het inspannen ten behoeve van het vinden van dagbesteding.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft meerdere verboden vuurwapens en munitie voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van vuurwapens brengt een risico voor de veiligheid van personen met zich. Het bezit van vuurwapens kent geen ander doel dan het toebrengen van ernstige schade aan anderen en/of de maatschappij. Het ongecontroleerde bezit daarvan brengt onder burgers gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met alle gevolgen van dien. Daarbij bestaat bovendien een groot risico dat ook onschuldige omstanders worden getroffen. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het hoge gevaarzettend karakter daarvan dient daartegen streng te worden opgetreden.
De rechtbank heeft gelet op de straffen die worden opgelegd in soortgelijke zaken en de rechterlijke oriëntatiepunten. Voor alleen al het bezit van een automatisch vuurwapen (feit 1) is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. Voor het bezit van een pistool is het uitgangspunt, per pistool, vier maanden. Er zijn in deze zaak daarnaast strafverzwarende omstandigheden die in aanmerking genomen moeten worden. In een aantal van de wapens zaten namelijk patroonmagazijnen met bijpassende munitie, waardoor deze vuurwapens dus gebruiksklaar zijn geweest en de wapens zijn daarnaast (semi-) in de openbaarheid aangetroffen: onder een vloertegel op de galerij van een flatgebouw.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor dergelijke misdrijven met justitie in aanraking is gekomen. Ten tijde van het plegen van deze feiten liep hij daarnaast nog in een proeftijd voor een veroordeling van onder meer vuurwapenbezit. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan, nu hij zich kennelijk niets aantrekt van eerdere veroordelingen en een lopende proeftijd voor een soortgelijk feit. Voorts wordt rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte die nader ter zitting zijn toegelicht en is acht geslagen op het voortgangsverslag van de reclassering.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd van 32 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van deze straf voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden op te leggen zoals door de verdediging is verzocht, nu verdachte al in een proeftijd liep en hij zich desondanks wederom schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 3 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, onderdeel 1 º, meermalen gepleegd;
feit 4:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 32 (tweeëndertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter, mr. J. Bergen en
mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven- van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 november 2024.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
feit 1
hij op of omstreeks 28 mei 2024 te [plaats] (in een woning gelegen aan de [straat 1] )
een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, type 17, kaliber 9x19 mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
feit 2
hij op of omstreeks 23 oktober 2023 te [plaats] een wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Blow, type TR 17, kaliber 7,65 mm Browning (DNA aangetroffen) en/of pistool, merk Blow, type TR 14D,
kaliber 7,65 mm Browning en/of een pistool, merk FN Browning Patent, type 1922, kaliber 7,65 mm Browning en/of een pistool, merk HS, type 9, kaliber 9x19 mm zijnde een vuurwapen(s) voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
feit 3
hij op of omstreeks 28 mei 2024 te [plaats] (in een woning aan de [straat 2] ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmrevolver, van het merk Bruni BBM, type Olympic 38, kaliber .22 Long Riffle zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
feit 4
hij op of omstreeks 23 oktober 2023 te [plaats] munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 42, kogelpatronen en/of op of omstreeks 28 mei 2024 te [plaats] munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 55, kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )