4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
feit 1 en feit 4 (voor zover dit ziet op 28 mei 2024)
De rechtbank is van oordeel dat feit 1 en feit 4 (deels; voor zover het gaat om het voorhanden hebben van 49 kogelpatronen op 28 mei 2024), gelet op de bekennende verklaring van verdachte, bewezen kan worden verklaard. Er zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in bijlage II van dit vonnis.
feit 2 en feit 4 (voor zover dit ziet op 23 oktober 2023)
- feitenvaststelling
De rechtbank stelt vast dat op 23 oktober 2023 in [woonadres] onder een losliggende tegel op de galerij op een afstand van 7,8 meter van de woning waar verdachte verbleef vuurwapens, munitie en een geldbedrag van € 8.900,- is aangetroffen. Op één van deze vuurwapens, te weten de Blow TR17 werd het DNA van verdachte aangetroffen.
-
meer- en vaartverweer
Door de verdediging is een meer- en vaart verweer gevoerd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte op de parkeerplek bij zijn woning in een ruzie terecht kwam waarna er een wapen op hem werd gericht. Verdachte heeft vervolgens het wapen naar beneden geduwd en afgepakt. Hierdoor is zijn DNA op dit wapen (hierna: de Blow TR17) terechtgekomen. De persoon van wie verdachte de Blow TR17 heeft afgepakt heeft het daarna weer meegenomen. Het enkele feit dat verdachte de Blow TR17 kortstondig in handen heeft gekregen maakt niet dat hij de Blow TR17, dan wel de overige vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht de door verdachte afgelegde verklaring niet geloofwaardig. Zij acht het hoogst onwaarschijnlijk dat verdachte, terwijl er een vuurwapen op hem gericht werd, rustig datzelfde vuurwapen afpakte om het daarna weer aan diezelfde persoon terug te geven. Daarbij komt ook dat verdachte heeft aangegeven de persoon met het vuurwapen te kennen en te weten waar hij woont, maar dit niet aan justitie of de rechtbank wil vertellen. De verklaring van verdachte is dus niet te verifiëren. Daarnaast is het wapen, tezamen met de andere wapens, munitie en het geld, juist gevonden vlakbij de woning waar verdachte verbleef. De moeder van verdachte heeft nog twee fietsen verplaatst die precies bij de betreffende tegels stonden toen de medewerker van het rioleringsbedrijf en de politie daar aanwezig waren, zonder dat daarom gevraagd werd en zonder dat zij vroeg wat er aan de hand was. Onder die omstandigheden heeft het meer- en vaartverweer van de verdediging te weinig handen en voeten gekregen waardoor het, mede gelet op de bewijsmiddelen, wordt verworpen.
-
wetenschap van en beschikkingsmacht
De rechtbank overweegt dat het DNA van verdachte is aangetroffen op één van de vuurwapens, de Blow TR17. Met de weerlegging van het meer- en vaartverweer komt daarmee vast te staan dat verdachte in ieder geval de wetenschap en de beschikkingsmacht heeft gehad over dit vuurwapen. De rechtbank overweegt daarnaast dat de Blow TR17 samen met nog drie andere vuurwapens en de bijbehorende munitie (42 stuks) is aangetroffen onder een tegel op 7,8 meter van de woning waar verdachte verbleef. Deze woning betreft bovendien de woning in het flatgebouw die het dichtst bij deze tegel is gelegen. Deze feiten en omstandigheden maken dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte zowel de wetenschap als de beschikkingsmacht over alle vier de wapens en de bijbehorende munitie moet hebben gehad.
- vrijspraak zes kogelpatronen
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het op 28 mei 2024 voorhanden hebben van zes kogelpatronen, nu het dossier onvoldoende bewijsmiddelen hiertoe bevat.
feit 3
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat die verdachte in verband brengen met het tenlastegelegde. De rechtbank zal verdachte, bij gebrek aan voldoende wettig bewijs, dan ook van dit feit vrijspreken.