Op 7 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling van een ongeboren kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, vanwege ernstige zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van het kind zodra het geboren is. De moeder, die zwanger is van het ongeboren kind, heeft geen bevallingsplan gemaakt, geen kraamhulp geregeld en er zijn zorgen over haar psychische toestand en mogelijk middelengebruik. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een acute en ernstige bedreiging voor het ongeboren kind bestaat, waardoor een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter heeft besloten om het ongeboren kind voorlopig onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling voor een termijn van twee weken, van 7 februari 2024 tot 21 februari 2024, en houdt het resterende deel van het verzoek aan voor verdere beoordeling na een mondelinge behandeling. De Raad, de moeder en de gecertificeerde instelling worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven tijdens deze behandeling.