ECLI:NL:RBZWB:2024:7787

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
02-082460-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon

Op 14 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 9 juni 2022 te Tilburg openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon. De verdachte, geboren in 1987, werd bijgestaan door raadsman mr. J.H.E.M. Kersemaekers. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 31 oktober 2024, waarbij de officier van justitie, mr. A. Verhoeven, de verdenking tegen de verdachte uiteenzette. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen openlijk geweld had gepleegd tegen het slachtoffer, dat letsel opliep door de geweldshandelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan het geweld, ondanks dat niet kon worden vastgesteld wie precies welke geweldshandeling had gepleegd. De rechtbank achtte het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank overwoog dat het geweld openlijk en met verenigde krachten was gepleegd, wat blijkt uit de camerabeelden en de verklaringen van getuigen. De verdachte had een afspraak gemaakt met het slachtoffer, die aanvankelijk bedoeld leek om te praten, maar in werkelijkheid was bedoeld om geweld te gebruiken. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 150 uren op, rekening houdend met de ernst van het feit, de maatschappelijke onrust die het geweld veroorzaakte, en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor een geweldsdelict. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten en verklaarde hem strafbaar op basis van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-082460-23
vonnis van de meervoudige kamer van 14 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende te [adres] ,
raadsman mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 oktober 2024, waarbij de officier van justitie, mr. A. Verhoeven, en de verdediging namens de niet verschenen verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk, weergegeven op neer dat verdachte, samen met anderen, openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak omdat op basis van de kwalitatief slechte camerabeelden niet kan worden vastgesteld wie welke geweldshandeling heeft gepleegd. Daarnaast heeft verdachte geen wezenlijke en significante bijdrage geleverd aan het geweld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 9 juni 2022 is [slachtoffer] , na een eerder incident met [medeverdachte] die dag, gebeld door het [telefoonnummer] . Dit betreft het telefoonnummer van verdachte. In dit gesprek werd een ontmoeting tussen [slachtoffer] en [medeverdachte] geregeld “om alles uit te praten.” Daartoe is afgesproken op de kruising van de Den Haenstraat en de Veestraat . Op camerabeelden is te zien, dat toen [slachtoffer] daar stond te wachten, er vanuit de Veestraat vier auto’s en twee motoren kwamen aangereden die vervolgens stopten. De bestuurders/passagiers stapten uit of van hun voertuig en liepen op [slachtoffer] af. Een daarvan was verdachte. [slachtoffer] liep met één van de mannen de hoek om, de Den Haenstraat in. De andere mannen, waaronder verdachte, liepen daar vervolgens achteraan. Een van de mannen had hierbij een knuppel vast. [slachtoffer] werd daarna geslagen en geschopt door de groep mannen, waarbij de knuppel ook werd gebruikt. Omstanders werden door leden uit de groep op afstand gehouden. [slachtoffer] heeft hierdoor letsel opgelopen. Na het slaan en schoppen liep de groep mannen terug naar hun voertuigen, waarbij verdachte als een van de laatsten terug was.
De rechtbank dient te beoordelen of bovenstaande gedragingen kunnen worden gekwalificeerd als openlijk geweld. Om geweld aan te merken als openlijk geweld moet er sprake zijn van openlijk en met verenigde krachten plegen van geweld tegen in dit geval een persoon. Niet is vereist dat verdachte zelf geweld heeft gepleegd. Het is voldoende dat wordt bewezen dat verdachte opzet had op het in vereniging plegen van openlijk geweld en daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank stelt vast dat voornoemde gedragingen op straat hebben plaatsgevonden midden in een woonwijk. Hiermee is het openlijk handelen gegeven. [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat er volgens hem twee auto’s en drie motoren betrokken waren bij het incident en dat het “gewoon een klusje was”. Daarnaast was de groep mannen voorzien van een knuppel en zijn zij vrijwel direct in de aanval gegaan richting [slachtoffer] , zodat sprake is van met verenigde krachten plegen van geweld. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat deze afspraak niet was gemaakt om het uit te praten, maar dat het de bedoeling was om geweld te gaan gebruiken tegen [slachtoffer] . Verdachte behoorde tot deze groep mannen. Verdachte kwam als een van de laatsten terug bij zijn auto. Bovendien is met het telefoonnummer van verdachte de afspraak gemaakt met [slachtoffer] . Vanwege die omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een voldoende wezenlijke en significante bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld. Dat op de camerabeelden niet te zien is wie precies welke geweldshandeling heeft gepleegd, maakt dit niet anders. De rechtbank acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 9 juni 2022 te Tilburg met anderen, op de openbare weg, de kruising van de Den Haenstraat en de Veestraat , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het tegen het lichaam van die [slachtoffer] trappen en/of schoppen en (met een knuppel) slaan en/of stompen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van veertien weken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een taakstraf. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor een geweldsfeit en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is meermalen van toepassing. Verdachte heeft werk en woont samen met zijn partner.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich met een aantal andere personen op 9 juni 2022 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] . Met de telefoon van verdachte is een afspraak gemaakt om een conflict tussen [slachtoffer] en [medeverdachte] uit te praten. Deze afspraak blijkt echter niet te zijn gemaakt om te praten, maar om [slachtoffer] een lesje te leren. [slachtoffer] is door meerdere mannen geslagen en geschopt. Hierbij is ook een knuppel gebruikt. Voor [slachtoffer] moet het bedreigend en beangstigend zijn geweest om plotseling te worden omsingeld en mishandeld door een aantal mannen. Hij heeft hier ook lichamelijk letsel door opgelopen. Daarnaast heeft dit geweld plaatsgevonden op klaarlichte dag midden in een woonwijk. Op de camerabeelden is te zien dat mensen langsliepen en dat zelfs kinderen getuige zijn geweest van dit geweld. Het handelen van verdachte heeft daarmee ook maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt.
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met de houding van verdachte. Hij heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn aandeel in de openlijke geweldpleging en is ook niet op de zitting verschenen.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten van de rechtspraak is het uitgangspunt bij openlijke geweldpleging met lichamelijk letsel een taakstraf van 150 uur. De rechtbank is van oordeel dat het forse geweld op klaarlichte dag midden in een woonwijk eigenlijk een hogere straf rechtvaardigt. De rechtbank zal hier echter niet toe overgaan. Verdachte is namelijk niet eerder veroordeeld voor een geweldsfeit en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is meermalen van toepassing. Daarnaast heeft het feit al 2,5 jaar geleden plaatsgevonden en verdachte heeft werk. De rechtbank zal daarom aan verdachte een taakstraf van 150 uur opleggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
75 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en mr. P.B. van Onzenoort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 november 2024.
Mr. D.H. Hamburger is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.