ECLI:NL:RBZWB:2024:7785

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/02/428032 / FA RK 24-4965
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Dun
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de wijziging van een zorgmachtiging. De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie om de zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1971, te wijzigen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat, de regiebehandelaar en een verpleegkundige aanwezig waren. De officier van justitie was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene medicatie nodig heeft en dat er een dreigende noodsituatie is, zoals bedoeld in artikel 8:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft besloten dat naast het toedienen van medicatie ook de maatregelen van het beperken van de bewegingsvrijheid, insluiten en opnemen in een accommodatie noodzakelijk zijn. De regiebehandelaar en de verpleegkundige hebben aangegeven dat er geen vertrouwen is dat de betrokkene zijn medicatie consequent zal blijven innemen, wat de noodzaak voor verplichte zorg onderstreept.

De rechtbank heeft de gevraagde wijziging van de zorgmachtiging toegewezen en bepaald dat deze geldt tot en met 28 februari 2025. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor de betrokkene om cassatie aan te tekenen tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/428032 / FA RK 24-4965
Datum uitspraak: 29 oktober 2024
Beschikking wijziging zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1971 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [plaats],
verblijvende te [plaats], [accommodatie], [adres],
advocaat mr. C.G. Matze te Breda.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 25 oktober 2024;
  • de door deze rechtbank op 29 augustus 2024 mondeling gegeven beslissing,
schriftelijk bevestigd op 3 september 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene;
  • de advocaat van betrokkene via een telefonische verbinding;
  • de heer [naam 1], regiebehandelaar;
  • mevrouw [naam 2], verpleegkundige.
1.3.
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Wat vaststaat

De rechtbank heeft een machtiging verleend tot en met 28 februari 2025 voor het toedienen van medicatie, geldend tot en met 28 februari 2025.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank om wijziging van de zorgmachtiging, zoals die op 29 augustus 2024 voor betrokkene is afgegeven, aldus dat naast de reeds van die machtiging deel uitmakende zorgvorm tevens kan worden toegepast:
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- opnemen in een accommodatie.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene geeft - veelal mompelend en soms ook enigszins onsamenhangend - te kennen dat hij bedenkingen heeft ten aanzien van zijn medicatie. Hij is daarmee gestopt en heel recent weer begonnen. Over het verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging laat hij zich in eerste instantie niet uit, maar uiteindelijk geeft hij aan dat hij daartegen weinig bezwaar heeft.
4.2.
De aanwezige regiebehandelaar en de verpleegkundige lichten toe dat medicatie voor betrokkene absoluut nodig is. Zonder medicatie ontstaan er allerlei problemen. Die problemen zijn in de regel alleen maar door een opname op te lossen, ook omdat alternatieven -zoals medicatie onder toezicht en intramusculaire medicatie- , voor betrokkene ingrijpender zijn gebleken dan een klinische opname. Bovendien is in het verleden gebleken dat met klinische opname en behandeling in een prikkelarm deel van de afdeling, betrokkene herstart met de medicatie. Volgens de regiebehandelaar kunnen de gevraagde aanvullende zorgvormen daarom veilig worden ingezet en staan die ook in redelijke verhouding tot het gestelde ernstig nadeel. Daarom en omdat betrokkene recent zijn medicatiegebruik staakte, is gevraagd om de in het verzoek genoemde verplichte zorgvormen, te weten beperken van de bewegingsvrijheid, insluiten en het opnemen in een accommodatie, aan de vigerende zorgmachtiging toe te voegen.
Op de vraag aan de regiebehandelaar en de verpleegkundige of zij er vertrouwen in hebben dat betrokkene, nu hij zijn medicatie toch weer blijkt in te nemen, daarmee door gaat zeggen zij dat zij dit vertrouwen bij hen geheel ontbreekt. Zij zijn en blijven dus van mening dat de zorgvormen die in het voorliggende verzoek worden genoemd aan de vigerende zorgmachtiging zouden moeten worden toegevoegd.
4.3.
De advocaat van betrokkene geeft telefonisch te kennen dat betrokkene ernstig ontstemd is over het feit dat er voor wat betreft zijn medicatie en zijn wensen daarover niet, althans onvoldoende en zeker niet tijdig met hem wordt overlegd. Zou dat wel gebeuren en in dit geval zijn gebeurd dan was deze hele mondelinge behandeling naar de stellige overtuiging van haar cliënt niet nodig geweest. Overigens geeft de advocaat aan dat zij na uitvoerig overleg met haar cliënt namens hem kan mededelen dat hij geen bezwaar heeft tegen de verzochte wijziging van de zorgmachtiging.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde wijziging van de zorgmachtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Uit de stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat sprake is van een (dreigende) noodsituatie als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz. De geneesheer-directeur heeft besloten dat naast het toedienen van medicatie aanvullend de noodzaak bestaat tot toepassing in verplichte vorm van het beperken van de bewegingsvrijheid, insluiten en het opnemen in een accommodatie. Andere alternatieven zijn ofwel niet gelukt of zijn voor betrokkene té ingrijpend.
5.3.
Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat door de regiebehandelaar en de verpleegkundige is benadrukt dat, ondanks dat betrokkene zijn medicatie weer blijkt in te nemen, zij er geen vertrouwen in hebben dat hij daar consequent mee door zal gaan. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat, ook na verloop van drie dagen als aanvullende verplichte zorgvormen nodig zijn:
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- opnemen in een accommodatie.
5.4.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.5.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
5.6.
Gelet op het voorgaande is met de voorgestelde wijziging voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz, aldus dat naast de al van de zorgmachtiging deel uitmakende verplichte zorgvorm, te weten het toedienen van medicatie, tevens:
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- opnemen in een accommodatie,
als verplichte zorgvormen kunnen worden toegepast voor de resterende duur van de zorgmachtiging.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijzigt de zorgmachtiging die op 29 augustus 2024 is verleend voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1971 in [geboorteplaats],
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in rechtsoverweging 5.6 kunnen worden getroffen;
6.2.
bepaalt dat de machtiging geldt tot en met 28 februari 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024 door mr Van Dun, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 6 november 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.