ECLI:NL:RBZWB:2024:7778

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/02/428378 / FA RK 24-5149
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • P. Pulskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting inbewaringstelling op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1945, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 6 november 2024, na een eerdere beslissing van de burgemeester van Moerdijk tot inbewaringstelling op 5 november 2024. De mondelinge behandeling vond plaats met gesloten deuren, waarbij de cliënt, zijn echtgenote, en verschillende zorgprofessionals aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt verblijft in een zorgaccommodatie en dat zijn toestand, gekenmerkt door geheugenstoornissen en hallucinaties, een risico op ernstig lichamelijk letsel, psychische schade en verwaarlozing met zich meebrengt. De specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de huidige opname noodzakelijk is voor de veiligheid van de cliënt en zijn echtgenote, die als mantelzorger overbelast is geraakt. De rechtbank oordeelt dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen.

De rechtbank verleent daarom de gevraagde machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 19 december 2024. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter P. Pulskens, in aanwezigheid van griffier Baremans.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/428378 / FA RK 24-5149
Datum uitspraak: 7 november 2024
Beschikking voortzetting inbewaringstelling
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1945 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [plaats 1],
verblijvende te [plaats 2], [locatie], [adres],
advocaat mr. A.Ch. Osté te Dongen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 6 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 7 november 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [naam 1], specialist ouderengeneeskunde;
  • de echtgenote van cliënt.
Tevens waren aanwezig:
  • mevr [naam 2], leerling verpleegkundige;
  • de schoonzus en zwager van cliënt.

2.Wat vaststaat

Cliënt verblijft met een inbewaringstelling in [locatie] van de [accommodatie] te [plaats 2]. De burgemeester van Moerdijk heeft de beslissing tot inbewaringstelling op 5 november 2024 genomen.

3.Het verzoek

Het CIZ verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
Cliënt spreekt in het gesprek met de behandelend rechter - op onsamenhangende wijze - over vroeger en over zijn werk als leverancier. Op de opmerking dat uit de stukken blijkt dat hij, met name in de nachtelijke uren, veel zorg nodig heeft en dit voor zijn echtgenote te zwaar is geworden antwoordt cliënt “ik mag toch mijn eigen leven leiden?” Verderop in het gesprek merkt cliënt op dat vooral de toestand van zijn echtgenote achteruit gaat. Zijn verblijf in de zorgaccommodatie en het gezelschap hier bevalt hem wel.
4.2.
De specialist ouderengeneeskunde brengt naar voren dat bij cliënt in 2022 de ziekte van Alzheimer is gediagnostiseerd en dat hij kampt met geheugenstoornissen. Tevens is sprake van hallucinaties, waardoor hij onrustige momenten kent en het lastig is om hem dan te kalmeren. Voorafgaand aan de crisisopname was cliënt in de nachtelijke uren vaak wakker en wilde hij naar buiten. Het is enkele malen voorgekomen dat hij dan niet meer de weg naar huis terug wist te vinden. Ook ging de zelfverzorging van cliënt achteruit, hij douchte niet meer en at en dronk onvoldoende, waardoor zijn gewicht afnam. Tevens was er sprake van oplopende spanningen tussen cliënt en zijn echtgenote en gevoelens van onveiligheid bij laatstgenoemde als gevolg van verbale agressie van cliënt. Daarnaast was er bij cliënt in toenemende mate sprake van valgevaar.
De huidige opname in de zorgaccommodatie acht zij voor cliënt passend, nu deze aan hem rust, structuur en een zodanig veilige en beschermende omgeving biedt dat het risico op herhaling van voormelde situatie, waaronder dwaalgedrag, minimaal is. Cliënt krijgt ook medicatie toegediend, waarvan al enig effect wordt gezien. Niet uitgesloten is dat daarin nog een aanpassing dient plaats te vinden, nu zijn toestandsbeeld met name gedurende de avonduren nog zorgelijk is. Afhankelijk van de resultaten van de geboden zorg en het verdere verloop dient nader te worden bezien of een vrijwillige opname, als bedoeld in artikel 21 Wzd, tot de mogelijkheid behoort. Met deze toelichting kan zij op dit moment achter het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling staan.
4.3.
De echtgenote van cliënt merkt op dat zij achter de crisisopname van cliënt en een voortzetting daarvan kan staan. Zij licht toe dat wegens de verslechterende toestand van haar echtgenoot, zijn toenemende zorgbehoefte en alle daaraan verbonden veiligheidsrisico’s er thuis een voor haar als echtgenote/mantelzorger onhoudbare situatie was ontstaan.
4.4.
De advocaat van cliënt voert aan dat hij de indruk heeft dat zijn cliënt al enigszins begint te wennen aan de huidige zorgopname en dat dit - althans op dit moment - pleit voor een voortzetting daarvan. Los daarvan heeft de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling hem als raadsman ervan overtuigd dat aan de wettelijke criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling wordt voldaan.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing.
5.3.
Vermoed wordt dat het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie van het type Alzheimer.
5.4.
Het ernstig nadeel is zodanig onmiddellijk dreigend dat een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Gebleken is dat het progressieve verloop van de psychogeriatrische aandoening van cliënt en de bij hem toegenomen behoefte aan zorg en toezicht, tot een situatie heeft geleid waarin zijn echtgenote tevens mantelzorger overbelast is geraakt en bovendien thuis de veiligheid van haar en van cliënt niet langer gewaarborgd is.
5.5.
Rekening houdend met de opstelling van cliënt rondom de crisisopname en de toelichting van zijn behandelaar stelt de rechtbank vast dat cliënt zich althans op dit moment tegen een voortzetting van de inbewaringstelling verzet. Voortzetting van de inbewaringstelling is daarom noodzakelijk en geschikt om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
5.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.7.
Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen voor de duur van zes weken.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1945 in [geboorteplaats];
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 19 december 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2024 door mr Pulskens, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 14 november 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.