ECLI:NL:RBZWB:2024:7774

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/02/427589 / FA RK 24-4754
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Van Dun
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging voor betrokkene in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2024 een zorgmachtiging verleend voor betrokkene, geboren op [geboortedag] 1993, in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de beschikking gegeven op verzoek van de officier van justitie, die een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden heeft aangevraagd. De rechtbank heeft de relevante stukken in de procedure meegenomen, waaronder medische verklaringen en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling zijn betrokkene, zijn advocaat, een psychiater en een arts assistent gehoord. Betrokkene heeft aangegeven dat het goed met hem gaat en dat hij niet langer in de GGZ-instelling wil blijven, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat hij lijdt aan een psychische stoornis die ernstig nadeel veroorzaakt, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat betrokkene niet voldoende gemotiveerd lijkt om de voorgeschreven medicatie vrijwillig te blijven gebruiken. De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De overige verzochte zorgvormen, zoals het beperken van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie, zijn afgewezen. De zorgmachtiging is verleend tot en met 29 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/427589 / FA RK 24-4754
Datum uitspraak: 29 oktober 2024
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [woonplaats] ,
verblijvende te [plaats] , [accommodatie] , [adres] , [afdeling] ,
advocaat mr. M.M.M. Heesmans te Roosendaal.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 14 oktober 2024;
  • de medische verklaring van 2 oktober 2024;
  • het historisch overzicht;
  • het uittreksel curatele- en bewindregister;
  • de zorgkaart, gedateerd 11 oktober 2024;
  • het zorgplan van 8 oktober 2024;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 11 oktober 2024;
  • het uittreksel justitiële documentatie en politie mutaties.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2024. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de heer [naam 1] , psychiater;
  • mevrouw [naam 2] , arts assistent.
Tevens waren aanwezig:
  • de begeleider van betrokkene;
  • mevrouw [naam 3] ; co-assistent.
1.3.
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Wat vaststaat

De rechtbank heeft een machtiging tot voortzetting crisismaatregel verleend tot en met 15 oktober 2024.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging, als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van zes maanden te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
- opnemen in een accommodatie.

3.De standpunten

3.1.
Betrokkene merkt op dat het goed met hem gaat. Hij wil niet langer in de GGZ instelling blijven. Hij kan hier ook niets betekenen voor anderen, terwijl thuis zijn buurtbewoners hem nodig hebben. Hij beantwoordt de vraag van de behandelend rechter of hij ziek is op zichzelf met ja, maar voegt daar meteen aan toe dat hij de hem voorgeschreven medicatie vrijwillig wil innemen. Op de vraag of hij drugs gebruikt zegt hij dat hij dit al een paar weken niet doet. Hij weet niet of hij dat weer zal gaan doen als hij weer thuis is. Naar aanleiding van een opmerking van de psychiater dat hij op de wachtlijst staat voor psychologische behandeling geeft betrokkene nadrukkelijk aan dat hij dat niet wil, volgens hem volstaat medicatie gebruik en ambulante zorg.
3.2.
De arts assistent licht in eerste instantie toe dat ten aanzien van betrokkene sprake is van een verbeterend beeld. Dit als gevolg van de medicatie die lijkt aan te slaan. Echter wijst zij er ook op dat ten tijde van de opname er sprake was van gevaarzettend gedrag door betrokkene als gevolg van middelengebruik met name ook voor hemzelf. Het is daarom van belang dat in de gaten wordt gehouden of de verbetering zich doorzet en dat, indien betrokkene opnieuw dreigt terug te vallen in middelengebruik, er tijdig kan worden ingegrepen. Een zorgmachtiging blijft daarom volgens de arts assistent nodig.
3.3.
De psychiater vult aan dat het toestandsbeeld van betrokkene inderdaad is verbeterd, maar zeker niet stabiel genoemd kan worden. Ook uit de meest recente bloedspiegel-bepaling blijkt dat betrokkene nog niet adequaat op de voorgeschreven medicatie is ingesteld. Er zal daarvoor naar inschatting een periode van circa zes weken gemoeid zijn. Daarna dient gevolgd te blijven worden of betrokkene onverhoopt een terugval mocht kennen, hetgeen onder meer afhangt van de vraag of hij opnieuw middelen zal gaan gebruiken. Gebeurt dit dan sluit de psychiater niet uit dat dit onmiddellijk tot forse decompensatie zal leiden. Indien dit het geval is blijft onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk. De psychiater ziet daarom graag in de zorgmachtiging een opname mogelijkheid, die dan overigens steeds van korte duur kan zijn.
3.4.
De advocaat van betrokkene vraagt, onder verwijzing naar het standpunt van betrokkene, namens haar cliënt primair om het verzoek af te wijzen. Voor het geval dat de rechtbank anders mocht oordelen stelt zij zich namens betrokkene subsidiair op het standpunt dat de verplichte zorg dient te worden beperkt tot het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, daaronder te verstaan het periodiek onderhouden van contact met het ambulante team. Tevens verzoekt zij in dat geval het opnemen in een accommodatie en het beperken van de bewegingsvrijheid als verplichte zorgvormen in duur te beperken tot een periode van zes weken, althans tot maximaal twee maanden.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank verleent de gevraagde zorgmachtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de inhoud van de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling genoegzaam vaststaat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, bipolaire- stemmingsstoornissen, middel gerelateerde en verslavingsstoornissen.
4.3.
Deze stoornis veroorzaakt ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
4.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
4.5.
Uit de stukken, alsook de antwoorden van betrokkene zelf tijdens de mondelinge behandeling blijkt niet of althans onvoldoende overtuigend dat betrokkene daadwerkelijk intrinsiek gemotiveerd is om de hem voorgeschreven medicatie - ter afwending van het hiervóór beschreven ernstig nadeel – geheel vrijwillig en consequent te blijven gebruiken. Daarom is verplichte zorg nodig. De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
voor de duur van de zorgmachtiging:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder te verstaan dat betrokkene periodiek en op de wijze en in de frequentie als door zijn behandelteam te bepalen contact zal moeten blijven onderhouden met het ambulante team;
eveneens voor de duur van de zorgmachtiging, maar slechts indien en ook pas vanaf het moment dat betrokkene de hem voorgeschreven medicatie weigert en/of zich anderszins aan ambulante zorg onttrekt, danwel in geval van (dreigende) decompensatie van betrokkene en dan steeds van voor een periode van maximaal zes weken per keer en nooit langer dan tot de einddatum van deze machtiging:
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • opnemen in een accommodatie.
De rechtbank zal de overige verzochte zorgvormen afwijzen, nu niet is gebleken dat deze vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn.
4.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
4.8.
Met inachtneming van het vorenstaande zal de rechtbank de zorgmachtiging verlenen voor de aldus verzochte duur van zes maanden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene] , geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
5.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 29 april 2025;
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024 door mr Van Dun, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 8 november 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.