In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2024 een zorgmachtiging verleend voor betrokkene, geboren op [geboortedag] 1993, in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de beschikking gegeven op verzoek van de officier van justitie, die een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden heeft aangevraagd. De rechtbank heeft de relevante stukken in de procedure meegenomen, waaronder medische verklaringen en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling zijn betrokkene, zijn advocaat, een psychiater en een arts assistent gehoord. Betrokkene heeft aangegeven dat het goed met hem gaat en dat hij niet langer in de GGZ-instelling wil blijven, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat hij lijdt aan een psychische stoornis die ernstig nadeel veroorzaakt, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat betrokkene niet voldoende gemotiveerd lijkt om de voorgeschreven medicatie vrijwillig te blijven gebruiken. De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De overige verzochte zorgvormen, zoals het beperken van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie, zijn afgewezen. De zorgmachtiging is verleend tot en met 29 april 2025.