In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 september 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2011. De kinderrechter heeft de zaak behandeld op verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant Tilburg (GI), die om een machtiging vroeg om de minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te plaatsen voor de duur van zes maanden. De minderjarige is sinds 8 december 2014 onder voogdij gesteld van de GI en heeft eerder al een machtiging voor gesloten jeugdhulp gekregen, die tot 2 oktober 2024 loopt.
Tijdens de mondelinge behandeling, die op 27 september 2024 plaatsvond, waren de minderjarige, haar advocaat, een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de kwetsbaarheid van de minderjarige, haar emotionele ontwikkeling en de noodzaak van gesloten jeugdhulp. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de problematiek van de minderjarige te behandelen en dat de huidige gesloten setting noodzakelijk is om haar te beschermen tegen invloeden van buitenaf.
De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen, maar voor een beperktere duur van drie maanden, in plaats van de gevraagde zes maanden. Dit besluit is genomen met het oog op de noodzaak om de minderjarige duidelijkheid te bieden over haar vervolgplaatsing bij een geschikte instelling, [jeugdzorg], waar momenteel een wachtlijst voor bestaat. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de minderjarige in haar huidige vertrouwde omgeving kan blijven tot aan de plaatsingsmogelijkheid bij [jeugdzorg].