ECLI:NL:RBZWB:2024:775

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
02/190595-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van vuurwapens, munitie, cocaïne en vilmessen met gevangenisstraf als gevolg

Op 23 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een mondelinge uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van vuurwapens, munitie, 12,9 gram cocaïne en drie vilmessen. De verdachte, geboren in 2000 en thans gedetineerd in de PI Dordrecht, was niet verschenen op de zitting, maar zijn raadsman, mr. T. Sönmez, was wel aanwezig. De officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen aangemerkt, waarbij hij verwees naar verschillende processen-verbaal en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte had geen vergunning voor de aangetroffen wapens en de cocaïne was door het NFI als zodanig getest. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zeven maanden geëist, terwijl de verdediging verzocht om een straf van zes maanden. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van zeven maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en heeft de verdachte als strafbaar verklaard op basis van de relevante wetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/190595-22
vonnis van de meervoudige kamer van 23 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
thans u.a.h. gedetineerd in de PI Dordrecht
raadsman mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 januari 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van (onderdelen van) vuurwapens en kogelpatronen, het opzettelijk aanwezig hebben van 12,9 gram cocaïne en het voorhanden hebben van drie vilmessen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Daartoe heeft hij verwezen naar de processen-verbaal van aanleiding, verdenking, doorzoeking en categorisering. Ook is gebleken dat verdachte geen vergunning had voor de aangetroffen wapens. Met betrekking tot de drugs heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd. Ook is de cocaïne door het NFI als zodanig getest.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en de rechtbank verzocht direct uitspraak te doen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit het dossier volgt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem tenlastegelegde feiten. Dit volgt met betrekking tot de feiten 1 en 3 uit de processen-verbaal van aanleiding; verdenking; doorzoeking en categorisering met betrekking tot de (steek)wapens en munitie. Voor feit 2 volgt uit het rapport van het NFI dat hetgeen in de gripzakjes is aangetroffen daadwerkelijk cocaïne betrof. Verdachte mocht deze goederen niet bezitten.
Ten aanzien van feit 2 en 3 heeft verdachte bij de rechter-commissaris een bekennende verklaring afgelegd. Verdachte heeft ook bekend dat hij wapens voorhanden heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 28 juli 2022 te Oosterhout wapens en munitie
van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- een dubbelloops percussie hagelgeweer, kaliber 12 en
- een omgebouwd pistool van het merk Walther, type PPQ, kaliber 7,65 mm, en
- een loop en een deel van een kast van een machinepistool/pistoolmitrailleur
van het merk Czech Small Arms (CSA), model Scorpion, kaliber 9 mm en
- 5 kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot, kaliber 9 mm en
- een kogelpatroon van het merk Companhia Brasileira de Cartuchos (CBC), kaliber
.32 auto en
- een kogelpatroon van het merk Cascade Cartridges International (CCI), kaliber .22
Lr en
- 27 kogelpatronen van het merk Cascade Cartridges International (CCI), kaliber .22 Lr en
- 2 patroonmagazijnen, kaliber 9 mm en
- 2 patroonmagazijnen van het merk Czech Small Arms (CSA), kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;
2
op 28 juli 2022 te Oosterhout opzettelijk aanwezig heeft gehad
12,9 gram (18 gripzakjes), cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
op 28 juli 2022 te Oosterhout, een wapen van categorie I, onder 3°
van de Wet wapens en munitie, te weten drie vilmessen voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht te volstaan met een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ernstige strafbare feiten, waarbij met name het bezit van de wapens en munitie zwaar weegt. Uit het onderzoek is gebleken dat de vuurwapens deels niet bruikbaar waren, maar ook dat verdachte wel actie heeft ondernomen om deze gebruiksklaar te maken. Dit blijkt uit het aantreffen van de omgebouwde kogel, kennelijk om deze geschikt te maken voor gebruik in het omgebouwde alarmpistool. Zorgelijk is ook de melding van Interpol dat verdachte zich eerder met bestellingen van wapens heeft bezig gehouden.
Voor de verdovende middelen geldt dat verdachte heeft verklaard dat het de bedoeling was om deze te verkopen. Deze dealerindicatie werkt strafverzwarend.
De reclassering heeft verdachte tijdens zijn schorsing van de voorlopige hechtenis begeleid, maar heeft gerapporteerd dat verdachte zich niet aan zijn voorwaarden heeft gehouden en het toezicht geretourneerd. Inmiddels zit verdachte opnieuw vast op verdenking van een ernstig strafbaar feit. De reclassering adviseert gelet daarop voor deze zaak een onvoorwaardelijke straf op te leggen. Een nieuw begeleidingstraject zou op een later moment wel aangewezen zijn.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS ten aanzien van de wapens en drugs. Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57 van het Wetboek van Strafrecht 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot patroonmagazijnen van categorie III;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zeven maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 januari 2024.
Mr. Collombon en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.