ECLI:NL:RBZWB:2024:7743

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C-02-428119 _ HA RK 24-209
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in civiele procedure wegens vermeende partijdigheid

Op 12 november 2024 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een civiele procedure. Het verzoeker heeft een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter die belast was met de behandeling van zijn zaak, omdat hij meende dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt. De verzoeker was door een gebiedsverbod niet in staat om de zitting bij te wonen en stelde dat de rechter de behandeling van de zaak niet had aangehouden, wat zijn recht om zijn standpunt toe te lichten zou hebben geschaad.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de rechter partijdig was. De verzoeker had geen bewijs van het gebiedsverbod overgelegd en had ook geen verzoek tot aanhouding van de zitting ingediend. Bovendien was het wrakingsverzoek op het laatste moment ingediend, waardoor de rechter niet op de hoogte kon zijn van de situatie van de verzoeker.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling. Tevens werd opgemerkt dat de verzoeker in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend zonder voldoende onderbouwing, wat leidde tot de conclusie dat hij misbruik maakte van het wrakingsinstrument. De rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar gemaakt en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie Breda
zaaknummer C/02/428119 / HA RK 24-209
beslissing van 12 november 2024 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 36 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoeker],
verder te noemen: verzoeker.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
- de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier met nummer KG ZA 24-467;
  • het e-mailbericht van verzoeker van 29 oktober 2024 om 04:14 uur, waarin hij een wrakingsverzoek heeft gedaan;
  • de e-mail berichten van verzoeker van 31 oktober 2024 om 14:02 uur, 31 oktober 2024 om 14:27 uur, 31 oktober 2024 om 14:57 uur en 1 november 2024 om 11:47 uur,
  • het e-mailbericht van 29 oktober 2024 van mr. Van der Weide, hierna te noemen de rechter, waarin hij kenbaar heeft gemaakt niet in het wrakingsverzoek te berusten.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter, belast met de behandeling van de zaak met nummer KG ZA 24-467.
2.2.
De rechter berust niet in het wrakingsverzoek.

3.De gronden van het wrakingsverzoek

3.1.
Verzoeker heeft een wrakingsverzoek gedaan, omdat de rechter bij verzoeker de schijn heeft gewekt partijdig te zijn. Verzoeker kan door een gebiedsverbod voor de Stationslaan niet bij de behandeling van zijn zaak aanwezig zijn en de rechter heeft de behandeling van de zaak niet aangehouden.

4.De beoordeling

Beoordelingskader
4.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt, dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door verzoeker aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert of dat de door verzoeker geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.
Beoordeling van de gronden
4.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat uit de door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden niet geconcludeerd kan worden dat de rechter ten aanzien van verzoeker vooringenomen is of dat zijn vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer legt hierna uit waarom zij tot dit oordeel komt.
4.5.
Volgens verzoeker wordt hem door de rechter het recht ontnomen om zijn standpunt toe te lichten omdat hij een verbod zou hebben om bij het gerechtsgebouw te komen. Verzoeker heeft echter op geen enkel moment aangetoond dat hij daadwerkelijk een gebiedsverbod opgelegd heeft gekregen. De wrakingskamer heeft verzoeker hier gelegenheid toe geboden en verzoeker heeft per e-mail bevestigd de stukken uiterlijk 2 november 2024 te verstrekken, wat hij echter heeft nagelaten. Voorafgaand aan de behandeling van de zaak op 29 oktober 2024 heeft verzoeker niet gevraagd om aanhouding van de behandeling of met onderbouwing van stukken kenbaar gemaakt dat hij niet naar het gerechtsgebouw zou mogen komen. Verzoeker heeft volstaan met een wrakingsverzoek dat hij zeer kort voor de aanvang van de zitting heeft verstuurd. Het wrakingsverzoek is pas in de nacht voorafgaand aan de zitting verzonden en was voor de aanvang van de zitting om 09.00 uur nog niet verwerkt door de griffie en dus ook niet bekend bij de rechter.
4.6.
De wrakingskamer constateert dan ook dat de rechter niet op de hoogte kon zijn van het al dan niet bestaan van een gebiedsverbod. Maar zelfs als er al een gebiedsverbod zou zijn, heeft de rechter geen rekening kunnen houden met deze omstandigheid. Verzoeker heeft geen verzoek tot aanhouding gedaan, noch de rechter in kennis gesteld van het bestaan van het eventuele verbod. Verzoeker heeft ervoor gekozen direct over te gaan tot wraking.
Conclusie
4.6.
Gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de rechter ten aanzien van verzoeker vooringenomen is of dat zijn vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarom is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond moet worden verklaard.
4.7.
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege.
Wrakingsverbod
4.8.
Verzoeker heeft de afgelopen jaren meermaals tegen rechters wrakingsverzoeken ingediend. Verzoeker heeft in zijn wrakingsverzoeken telkens zonder nadere motivering of onderbouwing gesteld dat er sprake zou zijn van vooringenomenheid van die rechters. In mei 2024 heeft hij zelfs zonder nadere motivering een verzoek tot wraking van “alle strafrechters in uw rechtbank” ingediend. De wrakingskamer kan niet anders dan constateren dat verzoeker misbruik maakt van het instrument van wraking. De wrakingskamer ziet daarom aanleiding met toepassing van artikel 39, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
  • bepaalt dat de behandeling van de zaak met zaaknummer KG ZA 24-467 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens indiening van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 12 november 2024 door mr. Peters, mr. Breeman en mr. Bergen en op dezelfde dag uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Heitzman, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.