ECLI:NL:RBZWB:2024:7726

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
C/02/421734 / FA RK 24-1966
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging gezag, vaststellen informatieregeling en gelasten Raadsonderzoek voor omgangsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 november 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het gezag en de omgang van een minderjarige. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.A.H. Veldhof, verzoekt om eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarige, geboren op [geboortedag] 2021, en ontzegging van het recht op omgang met de man, die ook de vader van het kind is. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Kalle, verzet zich tegen de ontzegging van omgang, maar niet tegen het verzoek om eenhoofdig gezag. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de procedure om advies te geven over de verzoeken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er na het uiteengaan van partijen een ernstig incident heeft plaatsgevonden, waarbij de man is veroordeeld en momenteel in een behandelcentrum verblijft. Dit heeft geleid tot een gebrek aan contact tussen de man en de vrouw, en tussen de man en de minderjarige. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat het in het belang van het kind noodzakelijk is dat de vrouw alleen het gezag uitoefent. De man heeft ingestemd met dit verzoek, wat de rechtbank als positief beschouwt.

Daarnaast heeft de man verzocht om een informatieregeling, zodat de vrouw hem op de hoogte houdt van belangrijke zaken betreffende de minderjarige. De rechtbank heeft deze regeling toegewezen, met de voorwaarde dat de informatie op een veilige manier wordt verstrekt. Tot slot heeft de rechtbank besloten om een raadsonderzoek te gelasten naar de omgangsregeling, gezien de complexe situatie en het langdurige gebrek aan contact. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/421734 / FA RK 24-1966
Datum uitspraak: 12 november 2024
Beschikking betreffende gezag en omgang
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een adres dat bij de rechtbank bekend is,
advocaat: mr. D.A.H. Veldhof te Goes,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Kalle te Middelburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 23 april 2024 ontvangen verzoekschrift strekkende tot eenhoofdig ouderlijk gezag en ontzegging recht op omgang met de minderjarige, met bijlagen;
- het op 1 oktober 2024 ontvangen verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek, met bijlagen.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 10 oktober 2024. Bij deze behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster namens de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende, thans nog minderjarige kind is geboren:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2021.
2.2
De [minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.3
De man heeft de [minderjarige] erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met
het ouderlijk gezag over de minderjarige.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. De beslissing d.d. 2 februari 2021 van deze rechtbank te wijzigen en te bepalen dat voortaan alleen aan de vrouw het gezag over de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats], toekomt, subsidiair vast te stellen dat voormelde minderjarige zijn hoofdverblijf bij de vrouw zal hebben;
II. De man het recht op omgang met voormelde minderjarige te ontzeggen;
III. Subsidiair de behandeling aan te houden opdat de Raad voor de Kinderbescherming eerst een onderzoeksrapport uitbrengt en de rechtbank adviseert omtrent het verzoek van de vrouw dat zij alleen het gezag over voormelde minderjarige zal uitoefenen, subsidair vast te stellen dat voormelde minderjarige zijn hoofdverblijf bij de vrouw zal hebben en de man het recht op omgang wordt ontzegd.
3.2
De man voert geen verweer tegen het verzoek van de vrouw ten aanzien van het gezag. Wel voert de man verweer tegen het verzoek van de vrouw ten aanzien van het ontzeggen van omgang en verzoekt dit verzoek af te wijzen.
Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de man, uitvoerbaar bij voorraad:
  • Een informatieregeling bij beschikking vast te stellen, waarbij de vrouw de man eens per twee maanden zal informeren over de belangrijke zaken betreffende de persoon en het vermogen van de zoon van partijen, minimaal inhoudende dat zij hem (indien [minderjarige] naar school gaat) een kopie zal verstrekken van het schoolrapport, ieder jaar aan hem de schoolfoto’s zal verstrekken en hem om de twee maanden twee recente foto’s van [minderjarige] verstrekt en hem ook verder op de hoogte stelt omtrent de belangrijke informatie over [minderjarige] , dan wel een informatieregeling vast te stellen die de rechtbank juist acht, en de vrouw te verplichten aan deze informatieregeling mee te werken;
  • Een omgangsregeling bij beschikking vast te stellen, waarbij er in eerste instantie onder begeleiding zal worden gewerkt aan een opbouw van de contacten tussen man en [minderjarige] , en er uiteindelijk wordt toegewerkt naar een omgangsregeling gedurende één weekend per veertien dagen vanaf vrijdag na school tot zondag 18:00 uur.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Wijziging gezag
4.1
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat zij voortaan alleen het gezag over de [minderjarige] zal uitoefenen.
4.2
De rechtbank kan ingevolge het bepaalde in artikel 1:253n juncto artikel 1:251a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen en bepalen dat het gezag aan één ouder toekomt, als zich een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan waardoor:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of;
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.3
De rechtbank dient eerst te beoordelen of er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Het is de rechtbank gebleken dat er na het uiteengaan van partijen een zeer ernstig, levensbedreigend incident tussen hen heeft plaatsgevonden, waarvoor de man is veroordeeld en een periode in detentie heeft verbleven. Op dit moment verblijft de man nog steeds op een gesloten afdeling in een behandelcentrum. Sinds het incident heeft er geen contact tussen partijen en tussen de man en de [minderjarige] plaatsgevonden. De rechtbank begrijpt voorts dat beide partijen het erover eens zijn dat het vanwege de ernst van de situatie niet meer van de vrouw kan worden verlangd dat zij met de man in contact treedt over [minderjarige] . Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden ten opzichte van de situatie zoals die was ten tijde van het uiteengaan van partijen dermate zijn gewijzigd dat de vrouw kan worden ontvangen in haar verzoek.
4.4
De rechtbank overweegt voorts dat het uitgangspunt van de wet is dat ouders gezamenlijk zijn belast met het gezag over hun minderjarige kind. Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist evenwel dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt.
4.5
Op basis van de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat er geen goede basis meer aanwezig is voor de uitoefening van het gezamenlijk gezag over de [minderjarige] . De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat er in het verleden erg veel is gebeurd tussen partijen. Dat heeft nog dagelijks een grote impact op haar. De vrouw heeft een grote angst voor de man en heeft ten gevolge van het incident op 21 september 2021 onlangs opnieuw een operatie moeten ondergaan. Volgens de vrouw zijn partijen vanwege deze omstandigheden niet in staat om met elkaar in overleg te treden over [minderjarige] . Dat is de afgelopen tijd ook gebleken nu er al lange tijd geen contact tussen partijen en tussen de man en de [minderjarige] is geweest. Als gevolg daarvan heeft de man bovendien geen zicht op de ontwikkeling van [minderjarige] , waardoor hij niet kan bepalen wat er in het belang van [minderjarige] nodig is. Dit maakt volgens de vrouw dat partijen niet in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening over [minderjarige] . Het stelt de vrouw gerust dat de man berust in het verzoek van de vrouw om haar met het eenhoofdig gezag te belasten over [minderjarige] . De man heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat hij kan instemmen met het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van eenhoofdig gezag over [minderjarige] , zodat de vrouw niet meer met de man in contact hoeft te treden over zaken aangaande [minderjarige] . De man wil daar zijn medewerking aan verlenen.
4.6
De rechtbank stelt vast dat er in de afgelopen jaren erg veel tussen partijen is gebeurd. Als gevolg daarvan zijn partijen niet in staat om met elkaar te communiceren. Er is geen aanwijzing dat dat in de komende jaren anders zal zijn. Het ontbreken van enig contact tussen partijen heeft ertoe geleid dat de vrouw inmiddels al jaren het ouderlijk gezag over [minderjarige] feitelijk zelfstandig uitoefent. In de nabije toekomst moeten belangrijke beslissingen over [minderjarige] worden genomen. Om deze reden is het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat de vrouw met het eenhoofdig gezag over haar wordt belast. Beide partijen zijn het daar ook over eens.
4.7
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat conform het bepaalde in artikel 1:251a, eerste lid, sub b BW het gezag over [minderjarige] dient te worden gewijzigd, in die zin dat de vrouw voortaan het gezag over [minderjarige] alleen uitoefent. De rechtbank zal het onweersproken verzoek van de vrouw om haar alleen met het gezag te belasten dan ook toewijzen. Daarmee sluit de juridische situatie aan bij de feitelijke situatie en kan de vrouw in het belang van [minderjarige] handelen.
Vaststellen informatie- en consultatieregeling
4.8
De man heeft verzocht om een informatieregeling vast te leggen, inhoudende dat de vrouw de man eens per twee maanden zal informeren over de belangrijke zaken betreffende de persoon en het vermogen van de [minderjarige] . Daarbij dient de vrouw in ieder geval om de twee maanden twee recente foto’s van [minderjarige] aan de man te verstrekken en, zodra [minderjarige] naar school gaat, een kopie van het schoolrapport alsmede ieder jaar de schoolfoto’s van [minderjarige] . Ook dient de vrouw de man verder op de hoogte te stellen omtrent de belangrijke informatie over [minderjarige] .
4.9
Op grond van het bepaalde in artikel 1:377b lid 1 BW is de ouder, die met het gezag is belast, gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
4.1
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij kan instemmen met de door de man verzochte informatieregeling. Namens de Raad wordt daarbij opgemerkt dat het positief is dat de vrouw aan deze informatieregeling wil meewerken, en dat er zorgvuldig met de informatie moet worden omgegaan, zodat de man niet kan traceren op welk adres [minderjarige] verblijft en waar hij (straks) naar school gaat. Door zowel de man als de vrouw is daarmee ingestemd. Voorts zijn partijen overeengekomen dat de informatie via de advocaten van partijen zal worden verstuurd.
4.11
Nu de vrouw zich niet verzet tegen de door de man verzochte informatieregeling en de rechtbank met de Raad een dergelijke regeling in het belang van [minderjarige] acht, zal deze worden toegewezen. De rechtbank zal de informatieregeling conform het verzoek van de man opnemen in deze beschikking als in het dictum te melden.
Ontzeggen recht op omgang c.q. vaststellen omgangsregeling
4.12
Op grond van artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek heeft een kind recht op omgang met zijn ouders en heeft de niet met het gezag belaste ouder het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Ingevolge lid 2 stelt de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
Volgens het bepaalde in lid 3 ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken, of
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
4.13
De rechtbank is met de Raad van oordeel dat er gelet op de complexe situatie en het langdurig ontbreken van contact tussen partijen en tussen de man en de [minderjarige] , op dit moment teveel onduidelijkheid bestaat om tot een beslissing te kunnen komen ten aanzien van de omgang tussen de man en [minderjarige] . Daarbij overweegt de rechtbank dat beide partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben verzocht om een raadsonderzoek te gelasten ten aanzien van de omgang tussen de man en [minderjarige] . De rechtbank zal daarom het advies van de Raad overnemen en de Raad verzoeken om een onderzoek in te stellen naar de omgangsregeling. Daarbij verzoekt zij de Raad om antwoord te geven op de volgende vragen:
- Welke omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
- Zijn er contra-indicaties voor omgang en zo ja, welke?
- In hoeverre zijn deze contra-indicaties op te heffen; hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn?
- Zijn er gronden aanwezig om de omgang tussen de man en [minderjarige] te ontzeggen?
4.14
Daarbij overweegt de rechtbank dat de man tijdens de mongelinge behandeling heeft aangegeven dat hij instemt met het verstrekken van informatie over de (voortgang) van zijn behandeling aan de Raad voor het te verrichten onderzoek. Voorts hebben dat partijen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aangegeven dat zij akkoord gaan met een
samenvattingvan het raadsrapport, zodat adresgegevens of verwijzingen naar woon- en verblijfplaatsen van de moeder en [minderjarige] niet te traceren zijn.
4.14
In afwachting van de samenvatting van de rapportage van de Raad zal de behandeling van de zaak worden aangehouden tot de na te noemen pro forma datum.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.15
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
bepaalt dat het gezag over de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2021, voortaan alleen aan de vrouw toekomt;
5.2
bepaalt dat de vrouw de man eens per twee maanden schriftelijk via tussenkomst van de advocaten van partijen informeert over belangrijke gebeurtenissen rondom de minderjarige, waarbij eens per twee maanden twee recente foto’s van [minderjarige] worden verstrekt, alsmede verdere belangrijke informatie, onder meer over de schoolrapporten alsmede de schoolfoto’s van [minderjarige] . De informatie zal worden verstrekt op een wijze waarop de man niet kan traceren naar welke school [minderjarige] gaat of op welk adres hij verblijft;
5.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Middelburg, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de hierboven in r.o. 4.13 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welke
samenvattingvan het rapport vóór hierna te noemen pro forma datum bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
5.5
houdt iedere verdere beslissing aan tot
20 mei 2025 PRO FORMA, in afwachting van de samenvatting van het rapport van de Raad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Noort, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.