Op 5 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoekster, geboren in 1964, had een verzoek ingediend voor een schadevergoeding ten laste van de Staat, met betrekking tot gemaakte kosten voor rechtsbijstand en reiskosten. De officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, heeft in zijn conclusie aangegeven dat het verzoek kan worden toegewezen, maar dat de kilometervergoeding verlaagd dient te worden van 0,32 cent naar 0,28 cent per kilometer. De verzoekster en haar advocaat hebben ingestemd met een pro-formabehandeling van het verzoekschrift, waardoor zij niet in raadkamer hoefden te verschijnen.
Tijdens de openbare raadkamer op 22 oktober 2024 was de officier van justitie aanwezig, maar de verzoekster en haar advocaat waren afwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Op basis van artikel 530 Sv heeft de rechtbank de bevoegdheid om het verzoek in behandeling te nemen, aangezien de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank zou worden vervolgd. De rechtbank heeft de gevraagde kosten van rechtsbijstand en reiskosten beoordeeld en vastgesteld dat de verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 3.309,85 voor rechtsbijstand en € 340,00 voor de indiening van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een totaalbedrag van € 3.649,85. Dit bedrag zal worden overgemaakt op een rekening ten name van Stichting Beheer Derdengelden Gimbrère International Advocaten. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoekster hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.