Op 5 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beslissing genomen op een verzoekschrift ingediend op 8 maart 2024. Het verzoek, gedaan door een gewezen verdachte, strekte tot toekenning van een schadevergoeding ten laste van de Staat. De advocaat van verzoeker heeft ingestemd met een aanpassing van het gevraagde bedrag van € 1.000,00 naar € 826,45, en verzocht om afdoening zonder mondelinge behandeling. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, op basis van de ingediende stukken, waaronder de schriftelijke reactie van de officier van justitie en de kennisgeving van sepot van 29 december 2023.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Op grond van artikel 530 Sv heeft de rechtbank de bevoegdheid om het verzoek in behandeling te nemen, aangezien de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank zou worden vervolgd. De rechtbank heeft de kosten van rechtsbijstand en de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift beoordeeld. Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand is als billijk beoordeeld en toegewezen. De rechtbank heeft in totaal een bedrag van € 1.166,45 toegewezen, bestaande uit € 826,45 voor kosten van rechtsbijstand en € 340,00 voor de indiening van het verzoekschrift.
De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse, in tegenwoordigheid van griffier I.L. Bruijnooge, en is uitgesproken op de openbare zitting van 5 november 2024. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.