ECLI:NL:RBZWB:2024:767

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
C/02/418851 / JE RK 24-211
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om spoedmachtiging gesloten jeugdhulp in het kader van jeugdreclassering

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. Het verzoek is ingediend door de gecertificeerde instelling (GI) Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gedragswetenschapper de minderjarige niet heeft kunnen spreken, wat essentieel is voor de beoordeling van de noodzaak van de spoedmachtiging. De kinderrechter oordeelt dat de noodzaak voor de spoedmachtiging onvoldoende is aangetoond, aangezien er geen direct en ernstig gevaar voor de minderjarige is aangetoond. De kinderrechter heeft het verzoek om spoedmachtiging afgewezen en de beslissing over het reguliere verzoek tot gesloten jeugdhulp aangehouden tot een latere zitting. De kinderrechter heeft de GI, de minderjarige, zijn advocaat, en de ouders opgeroepen voor de mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/418851 / JE RK 24-211 (spoedmachtiging gesloten jeugdhulp)
C/02/418852 / JE RK 24-212 (machtiging gesloten jeugdhulp)
Datum uitspraak: 7 februari 2024
Beschikking spoedmachtiging gesloten jeugdhulp in het kader van de jeugdreclassering
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. P.J.M. Groenhuis-Kools te Breda.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
[de stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader,
Wonende te [woonplaats 1] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 7 februari 2024;
- de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 7 februari 2024.
1.2
Aan [minderjarige] is als advocaat toegevoegd mr. P.J.M. Groenhuis-Kools te Breda.
2. De feiten
2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2
[minderjarige] woont bij de moeder en de stiefvader.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt een spoedmachtiging om in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van 4 weken. Tevens is verzocht om aansluitend een machtiging te verlenen voor verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden.
3.2
De gedragswetenschapper heeft ingestemd met het verzoek van de GI.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1
In artikel 6.1.8 lid 3 van de Jeugdwet staat dat indien een verzoek als bedoeld in het eerste lid (dus een verzoek gericht op het verkrijgen van een machtiging, een spoedmachtiging of een voorwaardelijke machtiging) betrekking heeft op een minderjarige ten aanzien van wie een gecertificeerde instelling jeugdreclassering uitvoert, dat verzoek door die gecertificeerde instelling kan worden gedaan. Nu uit het door de GI overgelegde bevel schorsing voorlopige hechtenis van de rechter-commissaris van 14 april 2023 blijkt dat aan [minderjarige] is geschorst uit de voorlopige hechtenis en de GI de opdracht heeft gekregen om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [minderjarige] ten behoeve daarvan te begeleiden, is de GI ontvankelijk in haar verzoek.
Inhoudelijk verzoek
4.2
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet, kan de kinderrechter, indien een machtiging niet kan worden afgewacht, op verzoek een spoedmachtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en verblijven. Dit kan alleen als naar het oordeel van de kinderrechter onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen van de jeugdige die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren of een ernstig vermoeden daarvan. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de jeugdhulp die de jeugdige nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
4.3
Het verzoek behoeft de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die het jeugdige met het oog hierop kort tevoren heeft onderzocht. Uit het verzoek en de verklaring van de gedragswetenschapper blijkt dat hieraan niet is voldaan. De gedragswetenschapper heeft [minderjarige] niet kunnen spreken, omdat [minderjarige] volledig zijn eigen gang zou gaan en het voor de ouders en de GI niet mogelijk is om met [minderjarige] in contact te komen.
4.4
De kinderrechter is van oordeel dat uit het verzoek onvoldoende is gebleken dat een behandeling ter zitting niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] . [minderjarige] is een jongen van 17 jaar die wordt verdacht van wapenbezit en afpersing gepleegd op 11 april 2023. Sinds 14 maart 2023 is hij geschorst waarbij onder meer reclasseringstoezicht is opgelegd. Daarna is hij nog tweemaal aangehouden. Er zijn zorgen bij de ouders en MST over het verblijf van [minderjarige] in [geboorteplaats] , waar de delicten waarvan hij wordt verdacht zijn gepleegd en waar hij mogelijk onder druk wordt gezet door anderen, het gebrek aan openheid bij [minderjarige] , het feit dat hij sinds 1 februari 2024 niet naar school gaat en zijn zelfbepalend gedrag. Er is sprake van een complexe gezinsinteractie, waarbij de ouders vinden dat [minderjarige] naar hen moet luisteren en [minderjarige] zich niet gehoord voelt. De stress in de gezinssituatie loopt steeds verder op. De moeder dreigt [minderjarige] op straat te zetten.
De in het verzoekschrift beschreven situatie lijkt al langere tijd te bestaan en niet is duidelijk wat er in de afgelopen dagen is gewijzigd. Het is de kinderrechter niet gebleken waarin de vereiste spoedeisendheid zit die maakt dat de geplande mondelinge behandeling niet meer kan worden afgewacht.
4.5
De GI en de belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna genoemde zitting. Verdere beslissingen op het verzoek zal de kinderrechter pas nemen nadat die zitting heeft plaatsgevonden.
4.6
De GI heeft aansluitend verzocht een (reguliere) machtiging gesloten jeugdhulp betreffende de minderjarige [minderjarige] te verlenen voor de duur van drie maanden. De kinderrechter zal dit verzoek aanhouden tot hierna te noemen zitting.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
wijst het verzoek om een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp af;
5.2
bepaalt dat de GI, [minderjarige] en zijn advocaat, de moeder, de stiefvader en de vader zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, in het gerechtsgebouw aan de Stationslaan 10, 4815 GW te Breda, van
[datum];
5.3
bepaalt dat deze beschikking tevens geldt als oproeping voor de GI, [minderjarige] en zijn advocaat, de moeder, de stiefvader en de vader om op voormelde datum en tijdstip ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aanwezig te zijn;
5.4
houdt de beslissing met betrekking tot het reguliere verzoek tot gesloten plaatsing aan;
5.5
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Combee, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.