Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
(…)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft een werknemer, [naam 1], een geschil met zijn werkgever, [B.V.], over de rechtsgeldigheid van zijn ontslag op staande voet. Op 11 augustus 2024 heeft de werknemer een conflict gehad met een collega, wat leidde tot zijn vertrek van de werkvloer. De werknemer weigerde op verzoek van zijn werkgever terug te keren en meldde zich later ziek. De werkgever verleende hem daarop ontslag op staande voet, wat de werknemer aanvecht. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag niet rechtsgeldig is, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag. De werkgever had in plaats van ontslag op staande voet, minder ingrijpende maatregelen kunnen nemen, zoals een waarschuwing of schorsing. De kantonrechter wijst de verzoeken van de werknemer tot betaling van een billijke vergoeding, transitievergoeding en schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging toe. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer recht heeft op een billijke vergoeding van € 8.000,00, een transitievergoeding van € 1.708,00 en een schadevergoeding van € 5.908,50. Daarnaast wordt de werkgever veroordeeld tot betaling van niet-genoten verlofuren en vakantiebijslag. De proceskosten worden toegewezen aan de werknemer, omdat de werkgever grotendeels in het ongelijk is gesteld.