ECLI:NL:RBZWB:2024:7647

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
24/3180
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van natuurorganisaties tegen de verlening van een Apv-vergunning voor commerciële sportactiviteiten op het strand

Op 13 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland en Stichting Duinbehoud tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland. De eisers, vertegenwoordigd door gemachtigden, hebben beroep aangetekend tegen de verlening van een vergunning voor het organiseren van beroepsmatige sport- en spelactiviteiten op het strand bij Westenschouwen. De vergunning was verleend op 16 augustus 2023 en het bezwaar van de eisers werd ongegrond verklaard op 8 februari 2024. De rechtbank heeft het beroep op 16 oktober 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van de betrokken partijen aanwezig waren.

De rechtbank heeft beoordeeld of het college de vergunning op goede gronden heeft verleend. De eisers stelden dat het college meer onderzoek had moeten doen naar de bestemmingen van het perceel, waaronder het behoud van natuurwaarden. De rechtbank oordeelde dat strijd met het bestemmingsplan geen weigeringsgrond is en dat de vergunning op basis van de Algemene plaatselijke verordening (Apv) correct was verleend. De rechtbank concludeerde dat er geen juridische grond was om de vergunning te weigeren op basis van de Wet natuurbescherming, omdat deze niet van toepassing was op de verleende vergunning.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat het college de vergunning op goede gronden had verleend en er geen aanleiding was voor een vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3180

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 november 2024 in de zaak tussen

Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland, uit Serooskerke, en
Stichting Duinbehoud, uit Leiden, eisers
(gemachtigde: [gemachtigde 1] en drs. [gemachtigde 2]),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland

(gemachtigde: [gemachtigde 3]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Klimbos Zeeland Westenschouwen B.V. uit Burgh-Haamstede (het Klimbos).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de verlening van een vergunning om beroepsmatig sport- en spelactiviteiten te organiseren op het strand bij Westenschouwen.
1.1.
Het college heeft deze vergunning met het besluit van 16 augustus 2023 verleend. Met het bestreden besluit van 8 februari 2024 op het bezwaar van eisers heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en de vergunning in stand gelaten.
1.2.
Eisers hebben tegelijkertijd met het beroepschrift een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Dit is ingetrokken na de toezegging om een bepaald gedeelte van het strand nog niet te gebruiken voor beroepsmatig georganiseerde sport- en spelactiviteiten.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 16 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van het college, [gemachtigde 1] namens eisers en [naam 1] en [naam 2] namens het Klimbos.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college de vergunning op goede gronden heeft verleend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
Toetsingskader
5. De bestreden vergunning is verleend op grond van artikel 5:31b van de Algemene plaatselijke verordening Schouwen-Duiveland 2015 (Apv). Hierin wordt het verboden om zonder vergunning van het college in de uitoefening van een beroep of bedrijf sportactiviteiten op het strand te organiseren. Dit artikel bevat uitsluitend de vergunningsplicht en geen weigeringsgronden. Dat betekent dat teruggevallen moet worden op de algemene weigeringsgronden van artikel 1:8 Apv.
Het college kan de vergunning weigeren in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu;
e. als de aanvraag minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
De rechtbank zal toetsen of het college de vergunning op goede gronden heeft verleend of dat de vergunning op grond van deze weigeringsgronden had moeten worden geweigerd.
Had het college meer onderzoek moeten doen naar de meerdere bestemmingen?
6. Eisers stellen, met verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften, dat het college meer onderzoek had moeten doen naar de verschillende bestemmingen die op het perceel liggen. Eén van de bestemmingen is het behoud en versterking van natuurwaarden.
6.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Strijd met het bestemmingsplan is geen weigeringsgrond als genoemd in art. 1:8 Apv. Welke bestemmingen de gronden hebben naast de bestemming recreatiestrand, is daarom niet relevant. Dit kan niet leiden tot weigering van de vergunning.
Had het college eerst een toets op grond van de Wet natuurbescherming uit moeten voeren?
7. Eisers stellen dat het college de vergunning niet had mogen verlenen omdat dit in strijd is met de natuurwaarden, meer specifiek het voorzorgbeginsel.
7.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Er is geen juridische grond om de vergunning op grond van de Wet natuurbescherming aan te laten haken bij de bestreden vergunning op grond van de Apv. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt in welke gevallen de vergunning op grond van de Wet natuurbescherming aanhaakt bij de omgevingsvergunning. [1] In dit geval is echter geen omgevingsvergunning verleend, maar een vergunning op basis van de Apv die niet onder het stelsel van de Wabo valt, zodat de aanhaakplicht niet geldt. Het college hoefde daarom ook niet te toetsen aan de Wet natuurbescherming.
Had het college moeten weigeren wegens strijd met het beleid?
8. Eisers stellen dat de vergunning is verleend in strijd met het eigen gemeentelijk beleid, het provinciaal beleid en het rijksbeleid. Het betreft hier namelijk een beschermd natuurgebied en daar heeft het college ten onrechte geen rekening mee gehouden.
8.1
Het college stelt met verwijzing naar de Beleidsnota ‘Zonering en Ontwikkelingskader Strand 2012’(de Beleidsnota) dat het strandgedeelte waarvoor vergunning is verleend (Domeinen 2 tot en met Speelduin) als familie/sportstrand is aangewezen. Volgens het beleid kan hier een vergunning worden verleend voor laag risico-activiteiten zoals in dit geval.
8.2
Deze beroepsgrond slaagt niet
.Eisers bestrijden niet dat de vergunning in overeenstemming is met de Beleidsnota. De vergunning wordt door hen in strijd geacht met de natuurwaarden die het bestemmingsplan aan de gronden toekent, het versterken van natuurwaarden zoals de Zeeuwse Kustvisie de gronden toeschrijft, de aanduiding ‘Natuurstrand bij de Omgevingsverordening Zeeland 2018, het landelijke kustpact en de Nationale Omgevingsvisie. Het gaat daarbij telkens om het veiligstellen van de natuurwaarden van de kustzone.
8.3
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college de vergunning mocht weigeren wegens het natuurbelang. Dit is niet één van de weigeringsgronden uit art. 1:8 Apv. Een weigeringsgrond waar het mogelijk onder zou kunnen vallen is de bescherming van het milieu. Naar het oordeel van de rechtbank ziet het begrip “bescherming van het milieu” zoals in de Apv opgenomen, -anders dan eisers menen- niet op de bescherming van het milieu in relatie tot natuur maar op de bescherming van het woon- en leefklimaat van mensen. Dit blijkt onder andere uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). [2] In deze uitspraak is overwogen dat de Flora- en faunawet (daarna Wet natuurbescherming) verbodsbepalingen bevat om in het wild voorkomende beschermde inheemse diersoorten, waaronder vogels, en hun natuurlijke leefomgeving te beschermen. Deze wet beoogt de instandhouding en het welzijn van in het wild voorkomende beschermde inheemse diersoorten uitputtend te regelen. Dit geldt evenzeer voor instandhouding van natuurgebieden, en in het bijzonder Natura-2000 gebieden.
Doordat deze regelingen uitputtend zijn, kan aanvullende bescherming via de Apv niet geboden worden. Dat zou leiden tot strijd met deze nationale regelgeving. Het college mocht daarom niet te toetsen aan regelgeving en beleid van hogere overheden met betrekking tot de natuur en moest zich houden aan het toetsingskader dat is gericht op het waarborgen van de openbare orde, de openbare veiligheid en de bescherming van het woon- en leefmilieu. Dat heeft het college gedaan. Het college is op goede gronden tot de slotsom gekomen dat hij de vergunning niet kon weigeren met het oog op de bescherming van de natuur.
Moest het college de activiteit op een andere locatie vergunnen?
9. Eisers geven aan dat er minder overlast zou zijn voor de natuur als de activiteiten plaats zouden vinden op een echt recreatiestrand.
9.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit bovenstaande overwegingen is gebleken dat er geen gronden zijn waarop het college de vergunning op de vergunde locatie kon weigeren. Dat een andere strandlocatie uit het oogpunt van natuurbescherming mogelijk beter is, leidt niet tot het oordeel dat de vergunning, op basis van de aanvraag die leidend is, niet verleend had mogen worden.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond omdat het college de vergunning moest verlenen. Er is geen sprake van gronden waarop het college de vergunning mocht of kon weigeren. Er is daarom ook geen aanleiding voor een vergoeding van het griffierecht.

Besluit

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.dr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 13 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene plaatselijke verordening Schouwen-Duiveland 2015
Artikel 1:8 Weigeringsgronden
1. Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid
d. de bescherming van het milieu
2.a. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
2.b. Een vergunning voor een vergunningplichtig evenement kan worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan acht weken voor de beoogde datum van het evenement is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Artikel 5:31b Sportactiviteiten op het strand
1. Onder sportactiviteiten op het strand worden verstaan: balsporten, daaronder begrepen voetbal en volleybal, of daaraan gerelateerde sporten, zeskamp, vliegersport en overige sporten, die op het strand plegen te worden beoefend.
2. Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van een beroep of bedrijf sportactiviteiten op het strand te organiseren.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, lid 1 onder 1 van de Wabo in samenhang met artikel 2.2aa van het Besluit omgevingsrecht.
2.ABRvS, 17 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1855.