ECLI:NL:RBZWB:2024:7646

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
BRE 24/3520 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een vervolguitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en de vaststelling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de toekenning van een vervolguitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) beoordeeld. Eiseres, die sinds 2015 ziek is en eerder een WIA-uitkering ontving, heeft bezwaar gemaakt tegen de mate van arbeidsongeschiktheid die door het UWV is vastgesteld op 78,28%. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 29 januari 2024 het UWV opgedragen om een nieuw besluit te nemen, omdat het UWV onvoldoende had gemotiveerd waarom de urenbeperking van 4 uur per dag/20 uur per week toereikend was.

In de huidige uitspraak wordt vastgesteld dat het UWV opnieuw de urenbeperking van eiseres moet beoordelen, omdat de rechtbank van oordeel is dat het UWV niet voldoende heeft gemotiveerd dat de vastgestelde urenbeperking adequaat is. De rechtbank heeft geconstateerd dat er een motiveringsgebrek is, omdat het UWV niet heeft aangetoond dat de duur en frequentie van de noodzakelijke extra recuperatieperiodes zijn vastgesteld. Eiseres heeft aangevoerd dat zij door haar ernstige depressieve stoornis en Multiple Sclerose (MS) niet in staat is om te werken en dat de vastgestelde urenbeperking niet in overeenstemming is met haar medische situatie.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het UWV rekening moet houden met de bevindingen van de rechtbank. Tevens is het UWV veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.750,-. De rechtbank heeft benadrukt dat het UWV de medische situatie van eiseres opnieuw moet beoordelen, met speciale aandacht voor de urenbeperking en de impact van haar aandoeningen op haar arbeidsvermogen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3520 WIA

uitspraak van 8 november 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Heerlen), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van een vervolguitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 9 december 2021 (primair besluit) aan eiseres een vervolguitkering op grond van de Wet WIA toegekend met ingang van 1 februari 2022.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 31 oktober 2022 is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het UWV heeft de vervolguitkering op grond van de Wet WIA toegekend met ingang van
1 januari 2023. Aan dit besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres voor 78,28% arbeidsongeschikt is.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
1.2.
Met de uitspraak van 29 januari 2024 [1] heeft deze rechtbank dit beroep gegrond verklaard, het besluit van 31 oktober 2022 vernietigd en het UWV opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres.
1.3.
Met het bestreden besluit van 7 maart 2024 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het UWV heeft de vervolguitkering op grond van de Wet WIA toegekend met ingang van 1 januari 2023. Aan dit besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres voor 78,28% arbeidsongeschikt is.
1.4.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 22 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, bijgestaan door [naam 1] als tolk en de gemachtigde van het UWV, [naam 2].

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per
1 januari 2023 voor 78,28% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV onterecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 januari 2023 heeft vastgesteld op 78,28%. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
4.1.
Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als productiemedewerker. Zij ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Eiseres heeft zich per 9 maart 2015 ziekgemeld, vanwege klachten ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen. Eiseres ontving sinds 2 juni 2015 een Ziektewet-uitkering. Op 24 november 2016 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd.
4.2.
Met het besluit van 9 januari 2017 heeft het UWV aan eiseres met ingang van
6 maart 2017 een loongerelateerde WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Deze uitkering is per 21 oktober 2017 beëindigd in verband met het bereiken van de maximumduur. Eiseres is met ingang van 21 oktober 2017 in aanmerking gebracht voor een loonaanvullingsuitkering.
4.3.
Met het besluit van 21 januari 2020 heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 1 april 2018 vastgesteld op 68,21%. Voorts is daarbij gemeld dat, als haar situatie niet wijzigt, zij tot en met 31 januari 2022 een loonaanvullingsuitkering zal ontvangen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. In de beslissing op bezwaar van 6 april 2020 is het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat is ingediend. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
4.4.
Met het primaire besluit heeft het UWV aan eiseres per 1 februari 2022 een vervolguitkering toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is vastgesteld op 71,31%. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
4.5.
Met de beslissing op bezwaar van 31 oktober 2022 is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het UWV heeft overwogen dat de loonaanvullingsuitkering van eiseres doorloopt tot 1 januari 2023 en dat zij vanaf die datum recht heeft op een vervolguitkering op grond van de Wet WIA. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is vastgesteld op 78,28%. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
4.6.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2023 op zitting behandeld. De rechtbank heeft bij beslissing van 14 juni 2023 het onderzoek heropend. Het UWV is verzocht om de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) te laten motiveren waarom er kan worden volstaan met een lichtere urenbeperking dan aangenomen in 2016, terwijl er op de datum in geding sprake is van een toename van het medisch ziektebeeld en er wordt gesproken over fors energetische klachten als gevolg van de Multiple Sclerose (MS) en een ernstige depressieve stoornis.
4.7.
Met de rapportage van 21 juni 2023 heeft de verzekeringsarts b&b gereageerd op de vraagstelling van de rechtbank.
4.8.
Bij uitspraak van 29 januari 2024 heeft deze rechtbank geoordeeld dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in het geval van eiseres kan worden volstaan met een urenbeperking van 4 uur per dag/20 uur per week. Het beroep van eiseres werd daarom gegrond verklaard, het besluit van 31 oktober 2022 werd vernietigd en het UWV werd opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres.
4.9.
Met het bestreden besluit van 7 maart 2024 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Het UWV heeft de vervolguitkering op grond van de Wet WIA toegekend met ingang van 1 januari 2023. Aan dit besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres voor 78,28% arbeidsongeschikt is.
Het bestreden besluit is mede gebaseerd op de rapportage van de verzekeringsarts b&b van 27 februari 2024 waarin gereageerd wordt op voorgenoemde uitspraak van 29 januari 2024.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
5.1.
[de arts] heeft eiseres gezien op het spreekuur van 20 mei 2022, waarbij psychisch en lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, en hij heeft het dossier bestudeerd. [verzekeringsarts] heeft het rapport van de arts getoetst en akkoord bevonden. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 24 mei 2022, waaronder een urenbeperking van 6 uur per dag/30 uur per week.
5.2.
Verzekeringsarts b&b [naam 3] heeft het dossier en het bezwaarschrift bestudeerd. Daarnaast heeft zij op 6 september 2022 een hoorzitting via beeldbellen bijgewoond. De hoorzitting is daarna overgegaan in een medisch spreekuur. Er is informatie van de behandelend sector opgevraagd en verkregen (brief van GZ- [psycholoog] van 19 september 2022 en brief van [neuroloog/somnoloog] van 23 september 2022). Tijdens het spreekuur in bezwaar heeft eiseres aangegeven dat zij last heeft van psychische klachten, slaapproblemen, nek- en hoofdpijnklachten, MS, knie- en heupklachten en maagklachten. Eiseres heeft al langer last van psychische klachten. Uit informatie van de behandelend psycholoog blijkt dat eiseres last heeft van een ernstig recidiverende depressieve stoornis. Daarnaast is eerder al een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis vastgesteld. De psycholoog bevestigt de langdurige klachten van in- en doorslapen, waarvoor eiseres een slaapcursus volgt. Uit de informatie van de neuroloog volgt dat sinds 2018 sprake is van mogelijke MS en dat de definitieve diagnose MS in juni 2022 is gesteld. Het betreft een milde variant zonder belangrijke shubs, echter deze kan wel belangrijke vermoeidheidsklachten geven. Ook is eiseres onder behandeling bij de neuroloog voor chronische hoofdpijn.
Hoewel de MS pas in juni 2022 definitief is vastgesteld, is het volgens de verzekeringsarts b&b aannemelijk dat deze aandoening reeds op 1 februari 2022 aan de orde was.
Gelet op de psychische problematiek is eiseres volgens de verzekeringsarts b&b aangewezen op psychisch lichter belastende werkzaamheden. De verzekeringsarts b&b stelt dat de primaire arts hier (grotendeels) rekening mee heeft gehouden. Gezien de ernst van de depressieve stoornis ziet de verzekeringsarts b&b echter aanleiding om aanvullende beperkingen aan te nemen in de FML in de rubriek sociaal functioneren. Daarnaast stelt de verzekeringsarts b&b dat eiseres beperkt is om in de avond te werken. Gezien de forse energetische klachten van eiseres, welke te relateren zijn aan de ernstige depressieve stoornis en de MS, dient er volgens de verzekeringsarts b&b ook een verdergaande urenbeperking te worden aangenomen, namelijk van 4 uur per dag/20 uur per week.
Ten aanzien van de hoofdpijnklachten wordt aan de FML een beperking toegevoegd betreffende blootstelling aan fel licht (item 3.8.4).
Met betrekking tot de nek-, knie- en heupklachten stelt de verzekeringsarts b&b dat de primaire arts, gegeven de medische gegevens, voldoende beperkingen heeft aangenomen, welke eiseres beschermen tegen fysiek zwaar werk. De verzekeringsarts b&b ziet geen medische aanleiding om verdergaande beperkingen aan te nemen.
De geclaimde maagklachten zijn in april 2022 begonnen en succesvol behandeld. Volgens de verzekeringsarts b&b zijn er geen aanwijzingen voor een bacteriële gastritis op de datum in geding, waardoor deze klachten niet meegenomen worden.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van
11 oktober 2022.
5.3.
Na heropening van het onderzoek door de rechtbank in de eerdere beroepsprocedure en de vraagstelling omtrent de urenbeperking, motiveert de verzekeringsarts b&b in de rapportage van 21 juni 2023 waarom er kan worden volstaan met een urenbeperking van 4 uur per dag/20 uur per week, ondanks de bij de ernstige depressieve stoornis en MS aanwezige forse vermoeidheidsklachten. De verzekeringsarts b&b stelt voorop dat een representatief en nauwkeurig dagverhaal een wezenlijk onderdeel is van het onderzoek naar een urenbeperking. Van belang is volgens de verzekeringsarts b&b dat de vermoeidheidsklachten op zichzelf, ook al zijn deze passend bij het ziektebeeld, niet automatisch leiden tot een urenbeperking. Er dient ook sprake te zijn van een toegenomen recuperatienoodzaak. Uit het door de primaire arts uitgevraagde dagverhaal blijkt niet van een dermate toegenomen recuperatienoodzaak overdag om een forsere urenbeperking dan 4 uur per dag/20 uur per week medisch te onderbouwen. Ondanks de slechte nachtrust van eiseres slaapt zij overdag niet of weinig en onderneemt zij verschillende activiteiten overdag. Hierdoor is er geen medische aanleiding om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Met de reeds toegekende urenbeperking wordt in voldoende mate tegemoetgekomen aan de ervaren vermoeidheidsklachten van eiseres. Daarnaast is eiseres beperkt voor zwaar psychisch en fysiek belastende arbeid. Hiermee wordt ook rekening gehouden met de ervaren vermoeidheidsklachten. De verzekeringsarts b&b stelt verder dat in 2016 geen dagverhaal is uitgevraagd en de toen vastgestelde urenbeperking tot 2 uur per dag niet voldoende is gemotiveerd, zodat deze verdergaande urenbeperking niet kan worden gevolgd.
5.4.
De rechtbank heeft in voorgenoemde uitspraak van 29 januari 2024 overwogen dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in het geval van eiseres kan worden volstaan met een urenbeperking van 4 uur per dag/20 uur per week.
Hierop heeft de verzekeringsarts b&b gereageerd in de rapportage van 27 februari 2024. De verzekeringsarts b&b blijft bij haar standpunt dat er geen medische aanleiding is om een verdergaande urenbeperking dan 4 uur per dag/20 uur per week aan te nemen. De verzekeringsarts b&b kan de rechtbank niet volgen in haar oordeel dat bij het beoordelen van de urenbeperking de nadruk is gelegd op wat eiseres aan activiteiten onderneemt en niet op wat zij niet kan. Rekening houdend met de ervaren belemmeringen zijn er uitgebreide beperkingen in de FML aangenomen, zowel op psychisch als lichamelijk vlak, en daarbovenop is een medische urenbeperking aangenomen. Dat eiseres de gordijnen dicht doet, omdat zij gevoelig is voor fel licht, geeft geen medische aanleiding om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts b&b heeft daarmee rekening houdend eiseres beperkt voor blootstelling aan felle verlichting. Dat eiseres een verminderde eetlust heeft en hierdoor 1-2 keer per dag eet is ook geen medisch argument om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Dit is passend bij een depressieve stoornis en met deze stoornis is rekening gehouden bij het opstellen van de belastbaarheid. Dat eiseres korte stukken autorijdt is ook geen medisch argument om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts b&b heeft rekening houdend met haar medicatiegebruik eiseres beperkt voor beroepsmatig vervoer. Dat eiseres vaak ondersteuning krijgt in het huishouden en bij de boodschappen en geen hobby’s heeft, zijn ook geen medische argumenten om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Wat wel pleit tegen het aannemen van een verdergaande urenbeperking is dat eiseres, ondanks haar gebroken nachtrust en ervaren vermoeidheid overdag, slechts af en toe overdag slaapt. Dit pleit tegen het bestaan van dermate energetische klachten welke een zeer forse urenbeperking van 2 uur per dag/10 uur per week medisch aannemelijk maken.
De verzekeringsarts b&b concludeert dat met de in de bezwaarprocedure aangenomen beperkingen (inclusief de urenbeperking van 4 uur per dag/20 uur per week) in voldoende mate tegemoet is gekomen aan de energetische klachten behorend bij de depressieve stoornis en MS van eiseres. Hierbij wordt benadrukt dat de MS van eiseres een milde variant betreft zonder belangrijke shubs. Ook hierdoor wordt een verdergaande urenbeperking niet geïndiceerd geacht. Mocht het beeld van MS bij eiseres verder verslechteren, kan aanleiding bestaan om een verdergaande urenbeperking aan te nemen.
5.5.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij op basis van psychische en lichamelijke beperkingen niet in staat is arbeid te verrichten en acht zich vanaf 2015 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt. Eiseres kan zich niet vinden in de motivering van de verzekeringsarts b&b waarom er geen reden is een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Door de ernstige depressieve stoornis in combinatie met de slaapstoornis, forse vermoeidheidsklachten en MS, is sprake van een grotere urenbeperking dan door het UWV wordt aangenomen. Op dit moment ondergaat eiseres een slaaponderzoek ingezet door de psychologe. Uit het slaapdagboek blijkt dat eiseres gedurende de dag geregeld “indommelt”. Dit was ook op de datum in geding het geval, maar mogelijk niet als zodanig benoemd. De verzekeringsarts b&b heeft de FML van
11 oktober 2022 onvoldoende bijgesteld. Voor de door de neuroloog bevestigde clusterhoofdpijn wordt enkel een aanvullende beperking op 3.8.4. geen blootstelling aan fel licht aangenomen. Door de clusterhoofdpijn is eiseres overgevoelig voor geluid, hetgeen een belemmering vormt voor beroepsmatig functioneren. In iedere productiehal/werkomgeving is sprake van een voor eiseres onaanvaardbaar geluidsniveau en te felle verlichting. Eiseres verzoekt de rechtbank voor de duiding van de nader bestaande medische beperkingen om benoeming van een onafhankelijke verzekeringsarts.
Daarnaast heeft eiseres een Werkplan van 31 juli 2024 overgelegd. Daarin staat een evaluatie van de re-integratie van eiseres gedurende de afgelopen vijf jaar. Het Werkplan geeft een realistischer beeld van de belastbaarheid van eiseres dan het bestreden besluit.
5.6.
Met de rapportage van 3 juli 2024 heeft de verzekeringsarts b&b gereageerd op de beroepsgronden. Met betrekking tot de urenbeperking verwijst de verzekeringsarts b&b naar de eerdere medische rapportages in de bezwaar- en beroepsprocedure. Dat eiseres een slaaponderzoek ondergaat en dat zij gedurende de dag regelmatig indommelt, werpt geen nieuw licht op de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding. Nergens uit de stukken blijkt dat eiseres destijds ook overdag regelmatig indommelde. Eiseres gaf tijdens het primaire onderzoek aan soms kort overdag te slapen. In de bezwaarprocedure gaf zij aan af en toe overdag te slapen. Uit de stukken blijkt niet dat er bij eiseres clusterhoofdpijn is vastgesteld. Uit de in de bezwaarprocedure ingewonnen informatie van de neuroloog/somnoloog van 23 september 2022 blijkt dat er eerder gedacht wordt aan spanningshoofdpijn, mogelijk chronische migraine. De beperking voor beroepsmatig vervoer is reeds in de bezwaarprocedure aangenomen. Wat betreft de geclaimde overgevoeligheid voor geluid zijn er geen objectieve aanwijzingen dat eiseres op de datum in geding hier last van had. Tijdens het primaire onderzoek en in de bezwaarprocedure heeft eiseres hier geen melding van gemaakt. Wel heeft eiseres aangegeven gevoelig te zijn voor fel licht. Rekening houdend hiermee is er in de bezwaarprocedure een beperking aangenomen voor blootstelling aan felle verlichting. De verzekeringsarts b&b is van mening dat er in de bezwaarprocedure voldoende rekening is gehouden met de medische problemen van eiseres, waardoor er geen meerwaarde is in het inzetten van een verzekeringsgeneeskundige expert in de beroepsprocedure.
5.7.
Zoals de rechtbank in haar eerdere uitspraak van 29 januari 2024 heeft overwogen erkent het UWV dat eiseres een ernstige depressieve stoornis, MS en een slaapstoornis heeft. Er wordt in de rapportages gesproken van forse energetische klachten als gevolg van de MS en de ernstige depressieve stoornis. De vraag die voorligt is of een urenbeperking van 4 uur per dag/20 uur per week toereikend is in de situatie van eiseres.
5.8.
De verzekeringsarts stelt de beperking in de duurbelastbaarheid vast volgens de standaard Duurbelasting in Arbeid (standaard). Uit de standaard blijkt dat de verzekeringsarts argumenten voor het vaststellen van de duurbelastbaarheid onder andere kan ontlenen aan het dagverhaal. De verzekeringsgeneeskundige anamnese richt zich met name op een eventueel toegenomen noodzaak tot recuperatie. Een toegenomen recuperatienoodzaak, uitgedrukt in uren per dag, is een maat voor een verminderde duurbelastbaarheid. Daarom moet een representatief en nauwkeurig dagverhaal een wezenlijk onderdeel zijn van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. Specifiek gericht op de duurbelastbaarheid verdienen onder andere de volgende aspecten de aandacht: het aantal uren dat cliënt overdag rust of slaapt, antwoord op de vraag of cliënt is uitgerust na rust of slaap, laat cliënt bepaalde activiteiten na omdat zij het gevoel heeft daarvoor onvoldoende energie te hebben, heeft cliënt sport, hobby’s en dergelijke opgegeven omdat zij zich daartoe niet in staat acht. Voor de bepaling van de duurbelastbaarheid bij een indicatie stoornis in de energiehuishouding bepaalt de verzekeringsarts de duur en de frequentie van de noodzakelijke extra recuperatieperiodes. De noodzaak voor deze extra recuperatieperiodes moet logisch volgen uit consistente en samenhangende onderzoeksbevindingen en de aard en ernst van het onderliggende medische beeld.
5.9.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV op basis van de standaard onvoldoende gemotiveerd dat een urenbeperking van 4 uur per dag/20 uur per week toereikend is in de situatie van eiseres. In het bijzonder heeft de verzekeringsarts b&b niet kenbaar de duur en de frequentie van de noodzakelijke extra recuperatieperiodes bepaald. Het aantal uren dat eiseres overdag rust of slaapt is niet uitgevraagd en ook is onduidelijk of eiseres voldoende is uitgerust na rust of slaap. Uit de standaard volgt dat de noodzaak voor extra recuperatieperiodes logisch moet volgen uit consistente en samenhangende onderzoeksbevindingen en de aard en ernst van het onderliggende medische beeld. Daaraan voldoen de rapportages van de (verzekerings)artsen niet.
De verzekeringsarts b&b heeft zich verder niet nader onderbouwd op het standpunt gesteld dat de omstandigheden dat eiseres vaak ondersteuning krijgt in het huishouden en bij de boodschappen en geen hobby’s heeft, geen medische argumenten zijn om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Het UWV heeft ter zitting toegelicht dat het de vraag is of het vanuit medisch oogpunt noodzakelijk is dat de zus van eiseres haar helpt in het huishouden. Hiermee wordt naar het oordeel van de rechtbank miskent dat blijkens de standaard onder andere aandacht dient te worden besteed aan de vraag of eiseres bepaalde activiteiten en hobby’s nalaat, omdat zij het gevoel heeft daarvoor onvoldoende energie te hebben of zij zich daartoe niet in staat acht. De (verzekerings)artsen hebben ook daar niet op doorgevraagd tijdens het uitvragen van het dagverhaal. Dat eiseres een milde vorm van MS heeft, is onvoldoende om de gebreken in het dagverhaal recht te trekken, omdat deze variant volgens het eigen oordeel van de (verzekerings)artsen wel belangrijke vermoeidheidsklachten kan geven.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dagverhaal van eiseres zoals dat tot op heden is uitgevraagd niet kan worden beoordeeld of een urenbeperking van 4 uur of 2 uur het meest passend is. De rechtbank begrijpt dat een urenbeperking van 2 uur per dag/10 uur per week een forse beperking is, maar de rechtbank sluit dit in het geval van eiseres niet uit.
Het voorgaande betekent dat aan het bestreden besluit op dit punt een motiveringsgebrek kleeft. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen en het beroep gegrond verklaren. De rechtbank geeft het UWV in overweging de verzekeringsarts b&b een nieuw onderzoek te laten uitvoeren en daarbij in het bijzonder door te laten vragen op voornoemde aspecten van het dagverhaal van eiseres in de periode in geding.
5.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding om terug te komen op haar oordeel in de uitspraak van 29 januari 2024 over de juistheid van de beperkingen (behoudens de urenbeperking) en belastbaarheid van de FML van 11 oktober 2022 (rechtsoverweging 5.6.).
Aan bespreking van de overige beroepsgronden komt de rechtbank niet toe.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, gelet op het geconstateerde motiveringsgebrek. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Nu het UWV gedurende de beroepsfase niet alsnog aan de motiveringsplicht heeft voldaan, kunnen de rechtgevolgen van het vernietigde bestreden besluit niet in stand worden gelaten. Daarnaast ziet de rechtbank geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien. De reden hiervoor is dat het UWV opnieuw de urenbeperking van eiseres zal moeten beoordelen. Ook zal de rechtbank niet met een tussenuitspraak, zoals bedoeld in artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het UWV opdragen om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit, omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. De rechtbank bepaalt daarom met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het UWV een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het UWV hiervoor zes weken. Deze termijn gaat op grond van artikel 8:106 van de Awb pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
8. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten stelt de rechtbank vast op
€ 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1). Daarnaast moet het UWV de reiskosten van eiseres tot een bedrag van € 35,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op binnen zes weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te
stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.785,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 8 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Wet WIA bestaat de WGA-uitkering, indien de duur van de loongerelateerde uitkering van deze uitkering is verstreken of als gevolg van artikel 54, vierde lid, geen aanspraak heeft bestaan op deze uitkering, uit:
een loonaanvullingsuitkering voor de verzekerde die per kalendermaand een inkomen verdient dat tenminste gelijk is aan de inkomenseis, bedoeld in het tweede lid of voor wie op grond van het derde lid geen inkomenseis geldt; of
een vervolguitkering.
Op grond van artikel 62, eerste lid, in verbinding met artikel 61, zesde lid, van de Wet WIA hangt de hoogte van de WGA-vervolguitkering af van de mate van arbeidsongeschiktheid.

Voetnoten

1.Zaaknummer: BRE 22/5640 WIA.