In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de toekenning van een vervolguitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) beoordeeld. Eiseres, die sinds 2015 ziek is en eerder een WIA-uitkering ontving, heeft bezwaar gemaakt tegen de mate van arbeidsongeschiktheid die door het UWV is vastgesteld op 78,28%. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 29 januari 2024 het UWV opgedragen om een nieuw besluit te nemen, omdat het UWV onvoldoende had gemotiveerd waarom de urenbeperking van 4 uur per dag/20 uur per week toereikend was.
In de huidige uitspraak wordt vastgesteld dat het UWV opnieuw de urenbeperking van eiseres moet beoordelen, omdat de rechtbank van oordeel is dat het UWV niet voldoende heeft gemotiveerd dat de vastgestelde urenbeperking adequaat is. De rechtbank heeft geconstateerd dat er een motiveringsgebrek is, omdat het UWV niet heeft aangetoond dat de duur en frequentie van de noodzakelijke extra recuperatieperiodes zijn vastgesteld. Eiseres heeft aangevoerd dat zij door haar ernstige depressieve stoornis en Multiple Sclerose (MS) niet in staat is om te werken en dat de vastgestelde urenbeperking niet in overeenstemming is met haar medische situatie.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het UWV rekening moet houden met de bevindingen van de rechtbank. Tevens is het UWV veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.750,-. De rechtbank heeft benadrukt dat het UWV de medische situatie van eiseres opnieuw moet beoordelen, met speciale aandacht voor de urenbeperking en de impact van haar aandoeningen op haar arbeidsvermogen.