ECLI:NL:RBZWB:2024:7632
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting en het verlaagde tarief voor woningen
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 11 augustus 2023, die betrekking heeft op de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting voor de verkrijging van een koopwoning. De rechtbank heeft op 26 september 2024 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende, zijn partner en de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende en zijn partner op 31 januari 2021 een woning hebben gekocht voor € 315.000 en op 28 juni 2021 een tweede woning. De eerste woning is op 1 juli 2021 geleverd, waarbij belanghebbende een verklaring heeft ingediend voor het verlaagde tarief van 2% overdrachtsbelasting. De tweede woning is op 29 september 2021 geleverd, en belanghebbende heeft in de eerste woning gewoond tot oktober 2021, waarna hij naar de tweede woning verhuisde.
De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij voldoet aan de voorwaarden voor het verlaagde tarief. De rechtbank verwijst naar de rechtsoverwegingen in de zaak van de partner, die als ingelast worden beschouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de naheffingsaanslag en de rentebeschikking in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.