ECLI:NL:RBZWB:2024:7631
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van het verlaagde tarief voor overdrachtsbelasting bij economische eigendom van een woning
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. Belanghebbende heeft op 15 maart 2023 samen met zijn echtgenote 50% van de economische eigendom van een woning verkregen en heeft hiervoor een bedrag van € 10.400 aan overdrachtsbelasting voldaan. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de voldoening op aangifte ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat belanghebbende geen recht heeft op toepassing van het verlaagde tarief voor overdrachtsbelasting. Dit oordeel is gebaseerd op de wetgeving, die stelt dat het verlaagde tarief alleen van toepassing is als zowel de economische als de juridische eigendom van de woning wordt verkregen. Aangezien belanghebbende slechts de economische eigendom heeft verkregen, is het 10,4% tarief van toepassing. De rechtbank wijst ook op de parlementaire geschiedenis die bevestigt dat de verkrijging van alleen economische eigendom niet in aanmerking komt voor het verlaagde tarief.
Belanghebbende heeft verder betoogd dat het niet toekennen van het verlaagde tarief onbillijk is, maar de rechtbank merkt op dat zij niet bevoegd is om de formele wettelijke bepalingen te toetsen op billijkheid. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat belanghebbende geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.