ECLI:NL:RBZWB:2024:763

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
C/02/411242 / FA RK 23-3060
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in het kader van de ondertoezichtstelling van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de zorgregeling voor drie minderjarige kinderen, geboren uit een affectieve relatie tussen de man en de vrouw. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Sijnesael, verzoekt om een wijziging van de zorgregeling die op 11 januari 2023 is vastgesteld, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. N. Wouters, verweer voert en een zelfstandig verzoek indient om de zorgregeling te beëindigen voor de oudste twee kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man inmiddels over een geschikte woonruimte beschikt waar de kinderen kunnen overnachten, wat een wijziging van omstandigheden vormt. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen beoordeeld en geconcludeerd dat de zorgregeling voor [minderjarige 3] kan worden uitgebreid, terwijl voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de zorgregeling ongewijzigd blijft, maar met de mogelijkheid voor hen om contact met de man te hebben wanneer zij daar aan toe zijn. De rechtbank heeft de nieuwe zorgregeling vastgesteld, die ingaat op 1 maart 2024, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank benadrukt het belang van een onbelast contact tussen de kinderen en beide ouders, en dat de ouders samen met de Gecertificeerde Instelling (GI) moeten werken aan een verbeterde communicatie en opvoedomgeving.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg/
Zaaknummer: C/02/411242 / FA RK 23-3060
datum uitspraak: 7 februari 2024
beschikking over (wijziging) zorgregeling
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen de man,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat mr. E. Sijnesael te Middelburg,
tegen
[de vrouw],
hierna te noemen de vrouw,
wonende in [plaats 2] ,
advocaat mr. N. Wouters te Middelburg.
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
- Stichting Jeugdbescherming West, regio Zeeland, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI), gevestigd te Middelburg.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg.
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift van man met bijlagen, ingekomen op 3 juli 2023;
  • het door de Raad overgelegde rapport en advies met bijlagen van 25 september 2023, ingekomen op 28 september 2023;
  • het verweerschrift van de vrouw, tevens houdende een zelfstandig verzoek, ingekomen op 30 oktober 2023.
1.2.
Het verzoek tot wijziging zorgregeling is, gelijktijdig met het verzoek tot ondertoezichtstelling (zaaknummer: C/02/414354 / JE RK 23-1716), behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren op 3 november 2023.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- de man met zijn advocaat;
- de vrouw met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.4.
De rechtbank heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening over het verzoek gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover op 23 oktober 2023 een gesprek gevoerd met een kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben verteld.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn de volgende minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2007 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2010 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ;
- [minderjarige 3]geboren op [geboortedag 3] 2015 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn erkend door de man.
2.3.
Partijen hebben gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 11 januari 2023 is bepaald dat het hoofdverblijf van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij de vrouw zal zijn. Tevens is overeenkomstig de afspraken van partijen bepaald dat de volgende zorgregeling zal gelden:
- De man heeft de zorg voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] gedurende een steeds terugkerende cyclus van vier weken, te weten:
- eenmaal op zondag van 09.00 uur tot 18.30 uur;
- eenmaal op zaterdag van 09.00 uur tot 21.30 uur;
- eenmaal op zondag van 09.00 uur tot 18.30 uur;
- waarna de minderjarigen gedurende het vierde weekend van de cyclus bij de vrouw zijn.
- de man heeft iedere donderdag van 16.00 uur tot na de voetbal (± 19.30 uur) de zorg voor [minderjarige 3] . De man haalt [minderjarige 3] dan op van school en brengt hem weer terug bij de vrouw;
- in de schoolvakanties - met uitzondering van de kerstvakantie en de zomervakantie - loopt de reguliere regeling door, met dien verstande dat de man dan de zorg heeft voor [minderjarige 3] gedurende de donderdag van 09.00 uur tot 21.30 uur;
- ter uitvoering van de zorgregeling brengt de vrouw de minderjarigen naar de man en de man brengt de minderjarigen weer terug bij de vrouw aan het einde van de zorgregeling;
- de man heeft de zorg voor alle kinderen gedurende twee aaneengesloten weken van de eerste vier weken van de zomervakantie. Als duur van de zomervakantie wordt aangehouden de duur van de schoolvakantie voor de basisscholen, zoals gepubliceerd op de website van de Rijksoverheid. De man geeft uiterlijk 1 mei van het desbetreffende jaar door welke twee van de vier weken hij de zorg voor de minderjarigen wil hebben. In de laatste twee weken van de zomervakantie heeft de vrouw de zorg voor de minderjarigen en vervalt de reguliere regeling. In de weken die overblijven, loopt de reguliere regeling door alsof de vakantieweken er niet tussen hebben gezeten;
- voor wat betreft de kerstvakantie geldt een week voor de vrouw en een week voor de man, waarbij de volgorde van deze weken ieder jaar wordt gewisseld, met daarbij het wisselmoment op zaterdag om 09.00 uur, ongeacht hoe de feestdagen in die vakantie vallen.
2.5.
Bij vonnis in kort geding van 27 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de vrouw de man tweewekelijks, op elke eerste en derde vrijdag van de maand, per emailbericht informeert omtrent het welzijn van en belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en waarbij in het geval zich omstandigheden voordoen waarover de vader geïnformeerd moet worden, bijv. bij ziekte van één van de kinderen, de vrouw de man buitenom deze informatieregeling per ommegaande zal informeren. Tevens heeft de voorzieningenrechter de Raad in voornoemd vonnis verzocht om - vooruitlopend op een nog aanhangig te maken bodemprocedure - onderzoek te verrichten naar en te rapporteren over de vraag welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders het meest tegemoet komt aan de belangen van de kinderen en de vraag of er een noodzaak voor een kinderbeschermende maatregel bestaat.
2.6.
De Raad heeft naar aanleiding van voornoemd vonnis onderzoek verricht en op 25 september 2023 gerapporteerd over de vraag welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders het meest tegemoet komt aan de belangen van de kinderen en de vraag of er een noodzaak voor een kinderbeschermende maatregel bestaat. De Raad heeft naar aanleiding van dit onderzoek verzocht om [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor een periode van 9 maanden onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming West, regio Zeeland.
2.7.
Bij beschikking van de kinderrechter van 3 november 2023, op schrift gesteld op 17 november 2023, (inzake zaaknummer: C/02/414354 / JE RK 23-1716) zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming West, regio Zeeland, met ingang van 3 november 2023 tot 3 augustus 2024.

3.De verzoeken en het verweer

3.1.
De man verzoekt de rechtbank - na vermindering van zijn verzoek tijdens de mondelinge behandeling - thans om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van deze rechtbank van 11 januari 2023 voor wat betreft de zorgregeling als volgt te wijzigen:
- primair in die zin dat de minderjarigen een weekend per veertien dagen van donderdag na school tot zondagavond bij de man zullen verblijven, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij ten aanzien van [minderjarige 3] geldt dat hij in de week waarin hij het weekend niet bij de man doorbrengt op donderdag na school tot na de voetbal ook bij de man verblijft;
- subsidiair in die zin dat de minderjarigen een weekend per veertien dagen van vrijdag na school tot zondagavond bij de man zullen verblijven, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij ten aanzien van [minderjarige 3] geldt dat hij in de week waarin hij het weekend niet bij de man doorbrengt op donderdag na school tot na de voetbal ook bij de man verblijft.
3.2.
De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man. Zij verzoekt de rechtbank om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken dan wel de verzoeken van de man af te wijzen. De vrouw verzoekt de rechtbank, bij wijze van zelfstandig verzoek, om de bij beschikking van deze rechtbank van 11 januari 2023 vastgestelde zorgregeling als volgt te wijzigen:
- te bepalen dat er tussen de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geen vastgestelde zorgregeling meer bestaat;
- te bepalen dat er tussen de man en [minderjarige 3] een zorgregeling bestaat, inhoudende dat:
- de man een weekend per veertien dagen de zorg heeft over [minderjarige 3] vanaf vrijdag na
schooltijd tot en met zondag 18.30 uur, waarbij de man [minderjarige 3] ophaalt bij school en de
vrouw [minderjarige 3] ophaalt bij de man;
- de man de zorg heeft over [minderjarige 3] iedere donderdag nadat hij een weekend bij de man is
geweest vanuit school/BSO tot 18.30 uur, waarbij de man [minderjarige 3] terug brengt naar de
vrouw;
- qua vakanties de bij beschikking van 11 januari 2023 vastgestelde vakantieregeling te
handhaven,
Dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen zorgregeling vast te stellen.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover voor de beoordeling van de verzoeken ten aanzien van de zorgregeling van belang, hierna verder ingegaan.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft naar aanleiding van het vonnis van 27 juni 2023 onderzoek verricht naar de vraag welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders het meest tegemoet komt aan de belangen van de kinderen en de vraag of er een noodzaak voor een kinderbeschermende maatregel bestaat. De Raad heeft hierover op 25 september 2023 gerapporteerd en geadviseerd. De Raad adviseert ten aanzien van de zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 3] om de bij beschikking van 11 januari 2023 vastgestelde zorgregeling te wijzigen op de navolgende wijze:
- [minderjarige 3] gaat om de week naar de man van vrijdag 16.00 uur tot zondag 18.30 uur
(dan heeft [minderjarige 3] avondeten op), waarbij de man [minderjarige 3] op vrijdag ophaalt bij de vrouw en de vrouw [minderjarige 3] op zondag ophaalt bij de man.
- [minderjarige 3] gaat, in de week nadat hij een weekend bij de man is geweest, op donderdag
uit school/BSO naar de man tot 18.30 uur (dan heeft [minderjarige 3] avondeten op),
waarbij de man [minderjarige 3] ophaalt op school/bij de BSO en de vrouw hem ophaalt bij de man.
- Vakanties:
* Zomervakantie: [minderjarige 3] is de eerste twee aaneengesloten weken van de vakantie
bij de man en de laatste twee aaneengesloten weken bij de vrouw, waarbij de
volgorde van deze weken ieder jaar wordt gewisseld. In de tussenliggende
weken loopt de reguliere regeling door.
* Kerstvakantie: [minderjarige 3] is een week bij de man en een week bij de vrouw, waarbij de
volgorde van deze weken ieder jaar wordt gewisseld, met daarbij het
wisselmoment op zaterdag om 09.00 uur, ongeacht hoe de feestdagen in die
vakantie vallen.
* In de overige vakanties is [minderjarige 3] de helft van de tijd bij de man en de helft van de
tijd bij de vrouw, waarbij de volgorde van de helft van de week ieder jaar wordt
gewisseld.
Op het moment dat de weekendregeling volgens afspraak verloopt, kan gekeken worden of deze uitgebreid kan worden door te starten op donderdag in plaats van vrijdag. De Raad adviseert de verdeling van de vakanties bij helfte, maar de zomervakantie conform de beschikking van de rechtbank van 11 januari 2023, ten behoeve van het contact tussen [minderjarige 3] en zijn broers in die periode. Ten aanzien van het halen en brengen adviseert de Raad dat een ouder haalt, de ander brengt.
De Raad adviseert om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , gezien hun leeftijd en de omstandigheden, niet te dwingen tot contact met de man. Dwang is moeilijk uitvoerbaar en heeft mogelijk een averechts effect. Er moet eerst rust gecreëerd worden, door in het kader van de ondertoezichtstelling te werken aan de door de Raad gestelde doelen, zonder dat daar de voorwaarde aan gekoppeld is dat er contact tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de man moet zijn. Wellicht ontstaan er dan vanuit deze rust mogelijkheden om te werken aan contact(herstel) tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de man. De GI zal dit in kaart moeten brengen en onderzoeken.
4.2.
De man voert ter onderbouwing van zijn verzoek, samengevat, het volgende aan.
Er is sprake van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan de bij beschikking van 11 januari 2023 vastgestelde zorgregeling aanpassing behoeft. Toen deze zorgregeling werd vastgesteld had de man namelijk nog geen woonruimte waar de kinderen konden overnachten. Daarom is er destijds een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen niet bij de man zouden overnachten, behoudens gedurende de vakanties waarvoor de man dan steeds een vakantiehuis zou huren. Inmiddels heeft de man de beschikking over de woning van zijn vader. Hij mag daar wonen en de kinderen kunnen daar bij hem overnachten. De man heeft geprobeerd om in overleg met de vrouw tot uitbreiding van de zorgregeling te komen, maar dit is niet gelukt. Er is sprake van grote spanningen en wantrouwen tussen partijen. De communicatie tussen partijen verloopt zeer moeizaam. De man wil graag meer tijd met de kinderen doorbrengen en vindt dit ook wenselijk in het belang van de kinderen. De man kan hen helpen met hun huiswerk en aanmoedigen bij voetbal. Daarnaast is het ook in het belang van de identiteitsontwikkeling van de kinderen en hun vaderbeeld dat de kinderen tijd met hun vader doorbrengen. De huidige zorgregeling is daarvoor nog te beperkt. De kinderen zijn verzand geraakt in een loyaliteitsconflict. Dit heeft er in geresulteerd dat de oudste twee kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , momenteel niet op vaste tijden naar de man komen. De man respecteert dit en zal ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geen nakoming van de zorgregeling afdwingen, maar hij wil toch dat de zorgregeling ten aanzien van alle drie de kinderen wordt uitgebreid op de door hem verzochte wijze. Hij wil hiermee waarborgen dat de kinderen weten dat zij allemaal even welkom bij hem zijn en dat zij zich ook vrij voelen om naar de man te gaan. Als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer meer naar de man toe willen komen, is het helpend dat zij niet zelf met de vrouw moeten afstemmen of en zo ja, wanneer dat wat haar betreft kan, maar kunnen aanhaken bij een bestaande regeling. Hoewel zij ook buiten die regeling om welkom bij de man zijn. Op de donderdagen wil de man [minderjarige 3] naar voetbal blijven begeleiden. De vrouw werkt op donderdag en als [minderjarige 3] dan niet naar de man zou gaan, zou hij naar de BSO moeten, terwijl de man beschikbaar is en hem graag wil zien. [minderjarige 3] vindt het zelf ook fijn als de man iedere week met hem naar voetbal gaat. Ten aanzien van de zomervakantie geldt dat de omstandigheden zijn gewijzigd in die zin dat de man niet langer gebonden is aan de bouwvak en dus meer mogelijkheden heeft om ook de zomervakantie bij helfte met de vrouw te verdelen.
4.3.
De vrouw betwist de door de man gestelde wijziging van omstandigheden. Zij stelt dat de man net als ten tijde van de vaststelling van de zorgregeling feitelijk nog steeds geen eigen woning heeft. Hij mag slechts de woning van zijn vader gebruiken om te bewonen en de kinderen te ontvangen. Nu de Raad in het kader van het onderzoek echter heeft geconstateerd dat de huisvesting van de man geschikt is om de kinderen te ontvangen, is de vrouw evenwel bereid om mee te gaan in een gedeeltelijke wijziging van de zorgregeling, maar dan op de door haar bij wijze van zelfstandig verzoek verzochte wijze. Ten aanzien van [minderjarige 3] sluit de vrouw aan bij de door de Raad geadviseerde regeling, met dien verstande dat de vrouw het wenselijk vindt dat deze regeling aanvangt op vrijdag na school, waarbij de man [minderjarige 3] van school haalt, zodat de vader een contactmoment met school kan hebben en de ouders onderling een contactmoment minder hebben. Ten aanzien van het contact op donderdagmiddag vindt de vrouw het wenselijk dat de man [minderjarige 3] om 18.30 uur terug brengt naar haar. De vrouw werkt op donderdag namelijk tot 18.00 uur en moet op tijd naar huis, zodat [minderjarige 1] tijdig kan eten voordat hij naar voetbal gaat. Daarbij zitten [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dan ook al enige tijd alleen thuis en is het voor hen ook prettig dat de vrouw na haar werk naar huis komt. De door de man verzochte vakantieregeling vindt de vrouw niet gepast, omdat [minderjarige 3] er belang bij heeft dat hij opgroeit met zijn broers, die bij de vrouw blijven en omdat de communicatie tussen de ouders te slecht is voor een regeling die neer komt op een co-ouderschap. Ook heeft de man niet aangetoond dat hij dit praktisch kan regelen met zijn werk. Dat laatste geldt ook voor de door de man verzochte vakantieregeling. In de beschikking van 11 januari 2023 is, door de opstelling van de man, moeizaam een vakantieregeling tot stand gekomen. Het is niet wenselijk om hier nieuwe wijzigingen in aan te brengen. Bovendien gaf de man eerder aan dat hij alleen in de bouwvakvakantie beschikbaar was. Als het traject van de ondertoezichtstelling goed loopt, kunnen er wellicht wel afspraken worden gemaakt over een meer uitgebreide vakantieregeling. Ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moet, gelet op het advies van de Raad, geen zorgregeling worden vastgesteld, omdat zij geen contact met de man willen.

5.De beoordeling

5.1.
Op dit geschil zijn de artikelen 1:253a juncto 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van toepassing. Op grond van artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. In artikel 1:377e BW staat dat de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een bestaande zorgregeling kan veranderen als de omstandigheden zijn veranderd of als de rechtbank die regeling heeft vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledige gegevens. In dat geval beproeft de rechtbank gelet op het vijfde lid van artikel 1:253a eerst een vergelijk tussen de ouders voordat zij een beslissing neemt. Als dit vergelijk niet tot overeenstemming tussen partijen leidt, neemt de rechtbank een beslissing die zij in het belang van het kind vindt.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat de man kan worden ontvangen in zijn verzoek en de vrouw in haar zelfstandig verzoek, omdat de omstandigheden zijn gewijzigd. Anders dan ten tijde van de vaststelling van de zorgregeling bij beschikking van 11 januari 2023, beschikt de man nu over woonruimte waar de kinderen bij hem kunnen overnachten. De vrouw heeft de door de man gestelde wijziging van omstandigheden weliswaar formeel betwist, omdat de man geen eigenaar is van deze woning, maar zij betwist niet dat de man inmiddels over nieuwe huisvesting beschikt die geschikt is om de kinderen te ontvangen en waar zij kunnen overnachten. Daarbij geldt dat de vrouw zelf, bij wijze van zelfstandig verzoek, ook om wijziging van de bij beschikking van 11 januari 2023 vastgestelde zorgregeling heeft verzocht en er in haar eigen verzoek ook vanuit gaat dat [minderjarige 3] bij de man overnacht nu dat mogelijk is. De rechtbank stelt daarom vast dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat de bij beschikking van 11 januari 2023 vastgestelde zorgregeling kan worden gewijzigd in die zin dat de weekendregeling kan worden uitgebreid met een of enkele overnachtingen.
5.3.
De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling een vergelijk tussen de ouders beproefd. Dit heeft niet tot overeenstemming over de (wijziging van de) zorgregeling geleid.
Nu partijen het niet eens kunnen worden over de wijze waarop de zorgregeling moet worden gewijzigd, zal de rechtbank daarover beslissen op de wijze die zij het meest in het belang van de kinderen acht. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
5.4.
Ten aanzien van [minderjarige 3] ;Ten aanzien van [minderjarige 3] zijn partijen het er over eens dat de weekenden, zoals de Raad ook adviseert, uitgebreid kunnen worden met overnachting(en) in die zin dat [minderjarige 3] in ieder geval een weekend per veertien dagen van vrijdag na school tot zondagavond 18.30 uur (na het avondeten) bij de man verblijft. In geschil is de vraag of het weekend waarin [minderjarige 3] bij de man verblijft op donderdag of op vrijdag na school in moet gaan. De rechtbank zal, overeenkomstig het advies van de Raad, bepalen dat de weekendregeling tussen de man en [minderjarige 3] op vrijdag na school in gaat. Dit omdat [minderjarige 3] nog moet wennen aan de overnachtingen in de weekenden, en ook ten behoeve van de uitvoerbaarheid van de regeling op het moment dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , gelet op hetgeen hierna onder 5.5. ten aanzien van hen zal worden overwogen, bij de reguliere regeling zouden willen aansluiten. De rechtbank zal daarbij, overeenkomstig het advies van de Raad, bepalen dat de man [minderjarige 3] op vrijdagmiddag na school ophaalt. Nu de vrouw heeft verzocht om te bepalen dat de man [minderjarige 3] op vrijdagmiddag ophaalt bij school in plaats van bij de vrouw en de man hier geen bezwaren tegen heeft geuit, zal de rechtbank dienovereenkomstig beslissen. De vrouw dient [minderjarige 3] dan op zondagavond 18.30 uur op te halen bij de man.
Ten aanzien van de donderdagen geldt op dit moment een regeling waarbij de man [minderjarige 3] iedere donderdag na school ophaalt, avondeten geeft en begeleidt naar voetbal, waarna hij hem na het voetballen weer terug brengt naar de vrouw. Deze regeling verloopt goed. Nu zowel de man als [minderjarige 3] hebben aangegeven dat zij graag willen dat de donderdagen zo blijven als ze nu zijn en de vrouw hier, naar het oordeel van de rechtbank geen, althans onvoldoende, gemotiveerde bezwaren tegen heeft geuit, zal de rechtbank deze regeling handhaven. Dit betekent dat [minderjarige 3] iedere donderdagavond met de man naar voetbal zal blijven gaan. De rechtbank zal rekening houden met het verzoek van de vrouw om, in verband met haar werk op donderdag en de zorg voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , te bepalen dat de man [minderjarige 3] op de donderdagen zowel ophaalt bij school als na de voetbal terugbrengt naar haar. De rechtbank sluit daarbij aan bij de eindtijd zoals opgenomen in de beschikking van 11 januari 2023, te weten ± 19.30 uur.
Ten aanzien van de vakantieregeling zal de rechtbank aansluiten bij het advies van de Raad, nu de man onweersproken heeft gesteld dat hij niet meer gebonden is aan de bouwvak vakantie en de door de Raad geadviseerde regeling het meest in het belang van de kinderen wordt geacht.
5.5.
Ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
Tijdens de mondelinge behandeling is door zowel de man als de vrouw verklaard dat zij het belangrijk vinden dat alle drie de kinderen onbelast contact kunnen hebben met beide ouders. Toch is het hen tot op heden (nog) niet gelukt om een opvoedomgeving voor de kinderen te creëren waarin dit contact daadwerkelijk onbelast kan plaatsvinden voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] groeien op in een omgeving waarin de ouders met elkaar strijden. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] staan hier tussen in. Het lukt de ouders (nog) niet goed genoeg om op een constructieve manier met elkaar te communiceren. Hierdoor kunnen zij (nog) niet de benodigde afspraken over de kinderen maken en kunnen de kinderen geen onbelast contact hebben, of als zij daar aan toe zijn, zoeken met beide ouders. Niet in geschil is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op dit moment niet voor een gereguleerd contact met de man open staan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben dit ook aan de Raad en de rechtbank verteld. De rechtbank is met de Raad en partijen van oordeel dat het, gelet op hun leeftijd en het loyaliteitsconflict waarin zij zich bevinden, niet verstandig is om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot contact met de man te dwingen. Er moet nu in de eerste plaats rust gecreëerd worden, door in het kader van de ondertoezichtstelling te werken aan de door de Raad gestelde doelen, zonder dat daar de voorwaarde aan gekoppeld is dat er contact tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de man móet zijn. Wellicht ontstaan er dan vanuit deze rust mogelijkheden om te werken aan contact(herstel) tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de man.
Feit is echter dat er op dit moment ook ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een zorgregeling geldt, zoals vastgesteld bij beschikking van 11 januari 2023. Ten aanzien van [minderjarige 3] zal deze regeling, gelet op hetgeen hiervoor onder 5.4. is overwogen, worden gewijzigd. De vraag is nu wat er ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met de zorgregeling moet gebeuren. De rechtbank heeft hier goed over nagedacht en acht het - alle naar voren gebrachte feiten en omstandigheden afwegend - niet in het belang van de kinderen om de zorgregeling voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , anders dan voor [minderjarige 3] , ongewijzigd te laten, of, zoals door de vrouw is verzocht, te stoppen. Het contact tussen de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moet enerzijds niet geforceerd worden, maar anderzijds moet er wel ruimte voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn om contact met de man te hebben, als zij hier weer aan toe zijn of behoefte aan hebben. De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat er, nu de GI in het kader van de ondertoezichtstelling hulpverlening gaat bieden, op enig moment bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer ruimte en behoefte ontstaat aan contact met de man of het vormen van een vaderbeeld, ook ter ontwikkeling van hun eigen identiteit. Dit geldt temeer nu [minderjarige 1] onlangs zelf bij de man op de stoep stond en op zijn eigen verzoek bij de man heeft overnacht, toen het thuis bij de vrouw even niet lekker liep. Het is de vraag of [minderjarige 1] en [minderjarige 2] deze ruimte voldoende ervaren als de zorgregeling tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de vader geheel stopgezet wordt. Gelet hierop acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zij, wanneer zij weer contact met de man zouden willen, hierover niet zelf met de ouders in onderhandeling hoeven te treden, maar kunnen aansluiten bij een reeds bestaande regeling. Gelet op het loyaliteitsconflict waarin [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich bevinden, kan de drempel om het contact met de man zelf vorm te geven te hoog voor hen zijn als er geen regeling is. Bovendien zou het stopzetten van de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , terwijl de zorgregeling voor [minderjarige 3] wordt uitgebreid een ongewenst effect kunnen hebben op de relatie tussen de broers onderling. Dat de vader nu geen rol lijkt te hebben in de levens van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is treurig, maar maakt ook de positie van [minderjarige 3] moeilijk, omdat hij als enige van de drie kinderen nog wel naar de man toe gaat.
De rechtbank vindt dat alle drie de kinderen op zijn minst de vrijheid en emotionele toestemming van de ouders moeten ervaren om zich een eigen beeld te kunnen vormen van de andere ouder en contact met die andere ouder te hebben, als zij daar aan toe zijn. Nu de GI de komende periode in het kader van de ondertoezichtstelling met de ouders en kinderen gaat werken aan verbetering van de situatie, zou het stopzetten van de zorgregeling tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de man, zoals door de vrouw is verzocht, naar het oordeel van de rechtbank een verkeerd signaal zijn. Nu de man expliciet heeft toegezegd dat hij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet zal dwingen tot contact en geen nakoming van de zorgregeling zal afdwingen, acht de rechtbank het meer in het belang van de kinderen om de weekend- en vakantieregeling zoals deze voor [minderjarige 3] wordt vastgesteld ook vast te stellen ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dit met dien verstande dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de zorgregeling pas na hoeven te komen als zij daar aan toe zijn. Er ligt voor beide ouders een taak om met behulp van de GI een omgeving te creëren waarin de kinderen kunnen onbelast contact met beide ouders kunnen hebben en hen, als de tijd daar rijp voor is, tot contact(herstel) te stimuleren. De zorgregeling ten aanzien van de weekenden en vakanties zal voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dus op dezelfde wijze gewijzigd worden als de zorgregeling voor [minderjarige 3] . Ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moet de nieuwe zorgregeling gezien worden als een handreiking voor het moment dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] al dan niet met behulp van de gezinsvoogd aangeven aan (herstel van het) contact met de man toe te zijn. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de man zich houdt aan zijn toezegging dat hij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet onder druk zal zetten en dat de vrouw zich inspant om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot contact(herstel) te stimuleren.
Voor wat betreft het contactmoment dat de man op donderdag met [minderjarige 3] in het kader van de voetbaltraining heeft, ligt dit anders, omdat dit contactmoment expliciet ziet op de begeleiding van [minderjarige 3] door de man naar voetbal, terwijl dat voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet (meer) nodig is.
5.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank de bij beschikking van 11 januari 2023 vastgestelde zorgregeling wijzigen. De wijziging zal in gaan met ingang van 1 maart 2024 zodat de ouders de kinderen hierover in samenspraak met de GI kunnen inlichten. Dit betekent dat met ingang van 1 maart 2024 de volgende regeling zal gelden:
Reguliere regeling:
- de kinderen gaan om de week van vrijdag na school (op niet-schooldagen vanaf 16.00 uur) tot zondag na het avondeten (± 18.30 uur) naar de man, waarbij de man de kinderen ophaalt uit school (op niet-schooldagen bij de vrouw/BSO) en de vrouw hen op zondagavond ophaalt bij de man;
- [minderjarige 3] gaat daarnaast iedere week van donderdag na school (op niet-schooldagen vanaf 16.00 uur) naar de man tot na het avondeten en de voetbal, waarbij de man [minderjarige 3] ophaalt uit school (op niet-schooldagen bij de vrouw/BSO), zorgt dat hij avondeten krijgt en [minderjarige 3] na de voetbal (± 19.30 uur) terugbrengt bij de vrouw;
Vakantieregeling:
* Zomervakantie: de kinderen zijn de eerste twee aaneengesloten weken van de vakantie
bij de man en de laatste twee aaneengesloten weken bij de vrouw, waarbij de
volgorde van deze weken ieder jaar wordt gewisseld. In de tussenliggende
weken loopt de reguliere regeling door;
* Kerstvakantie: de kinderen zijn een week bij de man en een week bij de vrouw, waarbij de
volgorde van deze weken ieder jaar wordt gewisseld, met daarbij het
wisselmoment op zaterdag om 09.00 uur, ongeacht hoe de feestdagen in die
vakantie vallen.
* In de overige vakanties zijn de kinderen de helft van de tijd bij de man en de helft van de
tijd bij de vrouw, waarbij de volgorde van de helft van de week ieder jaar wordt
gewisseld, gedurende de ondertoezichtstelling zo nodig in afstemming met de GI.
Feestdagen:
* Voor feestdagen buiten de vakanties geldt dat deze in onderling overleg tussen de ouders en, gedurende de ondertoezichtstelling zo nodig in afstemming met de GI, worden verdeeld.
Ten aanzien van de vakanties en feestdagen geldt dat de man de kinderen bij aanvang ophaalt bij de vrouw en de vrouw de kinderen bij het eind ophaalt bij man.
Waar in deze zorgregeling wordt gesproken over de kinderen, wordt bedoeld [minderjarige 3] , en - gelet op hetgeen hierover onder 5.5. is overwogen - wanneer zij daar aan toe zijn ook [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
5.7.
Informatieregeling;Nu er geen inhoudelijk verzoek tot vaststelling van een informatieregeling voorligt, kan de rechtbank op dit punt niet inhoudelijk beslissen. De rechtbank wijst partijen er evenwel op dat zij elkaar als ouders met gezamenlijk gezag op grond van artikel 1:247 lid 3 BW over en weer moeten informeren over de kinderen en verwijst naar hetgeen de voorzieningenrechter hierover in zijn vonnis van 27 juni 2023 heeft bepaald en door de Raad in haar advies van 25 september 2023 verder is uitgewerkt. De GI kan dit in het kader van de ondertoezichtstelling samen met de ouders oppakken en zo nodig ook op dit punt regie voeren.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijzigt de bij beschikking van 11 januari 2023 vastgestelde zorgregeling met ingang van 1 maart 2024 als volgt:
Reguliere regeling:
- de kinderen gaan om de week van vrijdag na school (op niet-schooldagen vanaf 16.00 uur) tot zondag na het avondeten (± 18.30 uur) naar de man, waarbij de man de kinderen ophaalt uit school (op niet-schooldagen bij de vrouw/BSO) en de vrouw hen op zondagavond ophaalt bij de man;
- [minderjarige 3] gaat daarnaast iedere week van donderdag na school (op niet-schooldagen vanaf 16.00 uur) naar de man tot na het avondeten en de voetbal, waarbij de man [minderjarige 3] ophaalt uit school (op niet-schooldagen bij de vrouw/BSO), zorgt dat hij avondeten krijgt en [minderjarige 3] na de voetbal (± 19.30 uur) terugbrengt bij de vrouw;
Vakantieregeling:
* Zomervakantie: de kinderen zijn de eerste twee aaneengesloten weken van de vakantie
bij de man en de laatste twee aaneengesloten weken bij de vrouw, waarbij de
volgorde van deze weken ieder jaar wordt gewisseld. In de tussenliggende
weken loopt de reguliere regeling door;
* Kerstvakantie: de kinderen zijn een week bij de man en een week bij de vrouw, waarbij de
volgorde van deze weken ieder jaar wordt gewisseld, met daarbij het
wisselmoment op zaterdag om 09.00 uur, ongeacht hoe de feestdagen in die
vakantie vallen.
* In de overige vakanties zijn de kinderen de helft van de tijd bij de man en de helft van de
tijd bij de vrouw, waarbij de volgorde van de helft van de week ieder jaar wordt
gewisseld, gedurende de ondertoezichtstelling zo nodig in afstemming met de GI.
Feestdagen:
* Voor feestdagen buiten de vakanties geldt dat deze in onderling overleg tussen de ouders en, gedurende de ondertoezichtstelling zo nodig in afstemming met de GI, worden verdeeld.
Ten aanzien van de vakanties en feestdagen geldt dat de man de kinderen bij aanvang ophaalt bij de vrouw en de vrouw de kinderen bij het eind ophaalt bij man.
Waar in voornoemde regeling wordt gesproken over de kinderen, wordt bedoeld [minderjarige 3] , en - gelet op hetgeen hiervoor onder 5.5. is overwogen - wanneer zij daar aan toe zijn ook [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hendriks, rechter, tevens kinderrechter, en in tegenwoordigheid van de griffier De Pooter in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.