ECLI:NL:RBZWB:2024:7625

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
C/02/426345 / JE RK 24-1614 en C/02/428151 / JE RK 24-1962
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in Breda

Op 4 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een (nadere) beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2010. De zaak betreft het verzoek van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Tilburg om een machtiging te verlenen voor opname en verblijf van de minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De kinderrechter heeft eerder op 12 september 2024 een spoedmachtiging verleend, maar het resterende deel van het verzoek werd aangehouden tot de mondelinge behandeling op 4 november 2024. Tijdens deze behandeling is de minderjarige niet verschenen, omdat zij de avond ervoor was weggelopen van de gesloten groep. De moeder van de minderjarige, die het ouderlijk gezag heeft, en de advocaat van de minderjarige, mr. L.C.W. Wingens, waren wel aanwezig. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die een gesloten plaatsing noodzakelijk maken. De kinderrechter heeft besloten om de verzoeken van het college toe te wijzen en een machtiging te verlenen voor de duur van zes maanden, met ingang van 12 november 2024. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 7 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/426345 / JE RK 24-1614
C/02/428151 / JE RK 24-1962
Datum uitspraak: 4 november 2024
(Nadere) beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE TILBURG,
hierna te noemen het college,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. L.C.W. Wingens te Tilburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het (verdere) verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de in de zaak met nummer C/02/426345 / JE RK 24-1614 gegeven beschikking van 12 september 2024 en alle daarin genoemde stukken;
  • het verzoek met bijlagen van het college van 28 oktober 2024 in de zaak met nummer C/02/428151 / JE RK 24-1962, ingekomen bij de griffie op 28 oktober 2024;
  • de toestemmingsverklaring van de moeder van 22 oktober 2024;
  • de instemmingsverklaring van gedragswetenschapper [naam 1] van 28 oktober 2024.
1.2.
Op 4 november 2024 heeft de kinderrechter de zaken mondeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
  • mr. L.C.W. Wingens namens [minderjarige] ;
  • de moeder;
  • namens het college mevrouw [naam 2] ;
  • namens [zorgondersteuning] mevrouw [naam 3] .
1.3.
De minderjarige [minderjarige] is in persoon niet verschenen. Evenmin is de vader verschenen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 12 september 2024 heeft de kinderrechter het resterende deel van de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp afgewezen. Daarnaast heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 12 september 2024 tot 12 november 2024.
De kinderrechter heeft de behandeling van het resterende deel van het verzoek van het college tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp aangehouden tot deze mondelinge behandeling van 4 november 2024.
2.3.
Op basis van de afgegeven machtiging verblijft [minderjarige] bij [jeugdzorginstelling] in [plaats] op een gesloten behandelgroep.

3.De verzoeken

In de zaak met kenmerk C/02/426345 / JE RK 24-1614
3.1.
Ter beoordeling ligt nog voor het restverzoek van het college om een machtiging te verlenen voor opname en verblijf van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp over de periode 12 november 2024 tot 12 december 2024.
In de zaak met kenmerk C/02/428151 / JE RK 24-1962
3.2.
Het verzoek van het college om een aanvullende machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van 6 maanden.

4.De standpunten

4.1.
Namens het college wordt medegedeeld dat [minderjarige] gisteravond rond 22.00 uur weer uit de instelling is weggelopen. Dit keer is het geheel onbekend waar [minderjarige] verblijft. Vanwege haar wegloopgedrag is [minderjarige] nog niet aan daadwerkelijke behandeling toegekomen. Wel was zij juist afgelopen week gestart met school. De open behandelgroep van Sterk Huis heeft inmiddels laten weten dat [minderjarige] in de situatie zoals die nu is, daar nog niet geplaatst kan worden. Het college verzoekt om het resterende deel van het eerdere verzoek toe te wijzen en een nieuwe machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden. Het college ziet in dat dit een lange periode is, maar is ook van mening dat dat [minderjarige] een zekere rust en duidelijkheid zal geven, zodat zij alsnog aan haar behandeling zal toekomen. Ook is gezien dat [minderjarige] erg opzag tegen deze mondelinge behandeling en wordt gevreesd dat een extra toetsmoment bij [minderjarige] weer tot extra spanningen zal leiden.
4.2.
De moeder verklaart dat het haar onbekend is waar [minderjarige] momenteel verblijft. Zij maakt zich erg veel zorgen om [minderjarige] . Ook de moeder acht het voor [minderjarige] het beste dat er voor haar een zekere rust en duidelijkheid zal komen. Met de verzoeken stemt de moeder daarom in.
4.3.
Mr. Wingens verklaart dat zij [minderjarige] afgelopen week nog heeft kunnen bezoeken om de verzoeken met haar voor te bespreken. [minderjarige] gaf haar toen te kennen dat zij de mondelinge behandeling zou bijwonen, maar dat zij er wel tegenop zag.
Met name het nieuwe verzoek voor een gesloten plaatsing voor de duur van zes maanden blijkt voor [minderjarige] lastig te overzien. Naar de mening van de advocaat leek [minderjarige] met een verdere machtiging met een totale duur van zes maanden en vervolgens een toetsmoment vrede te kunnen hebben. Volgens de advocaat was zij voornemens om vandaag zo te gaan verzoeken, zodat aan [minderjarige] nog enig perspectief zou worden geboden en haar motivatie niet zou inzakken. Echter constateert de advocaat dat [minderjarige] is weggelopen waardoor zij haar eigen ruiten ingooit.

5.De (nadere) beoordeling

5.1.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat [minderjarige] over de voorliggende verzoeken zelf haar mening kan geven. [minderjarige] is echter niet aanwezig bij de mondelinge behandeling, omdat zij de avond voor deze behandeling is weggelopen van de gesloten groep. [minderjarige] heeft de verzoeken met haar advocaat voorbesproken en is op de hoogte van deze mondelinge behandeling.
De kinderrechter is daarom van mening dat de verzoeken behandeld kunnen worden, ondanks dat [minderjarige] zelf niet aanwezig is. De mening van [minderjarige] zoals uiteengezet door haar advocaat kan worden meegenomen bij de te nemen beslissing. [minderjarige] heeft zelf de keuze gemaakt weg te lopen en daardoor niet aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.3.
De kinderrechter overweegt dat er sprake leek te zijn van positieve ontwikkelingen. Immers zou een plan opgesteld worden om vanuit [jeugdzorginstelling] te gaan toewerken naar een terugplaatsing van [minderjarige] op een [open behandelgroep] van Sterk Huis, om van daaruit verder te werken naar een thuisplaatsing bij de moeder. Afgelopen week was [minderjarige] ook weer gestart met school.
Daarnaast moet echter vastgesteld worden dat de zorgen om [minderjarige] onverminderd groot zijn. Zij is weer weggelopen en haar verblijfplaats is onbekend voor de moeder en het college. Eerder is zij tijdens het weglopen in zeer zorgelijke situaties terechtgekomen. Er wordt gevreesd voor haar welzijn en veiligheid. [minderjarige] lijkt zelf niet in staat om veilige en gezonde keuzes te maken. Er is behandeling nodig, waarbij stap voor stap wordt toegewerkt naar meer vrijheden. Deze behandeling is nog niet gestart. In de huidige omstandigheden is een overplaatsing naar een open behandelgroep niet mogelijk.
Naar het oordeel van de kinderrechter wordt hiermee voldaan aan de wettelijke eisen voor een verdere machtiging gesloten jeugdhulp zoals genoemd in artikel 6.1.2 van de Jeugdwet.
5.4.
Thans liggen nog voor het resterende gedeelte van het verzoek van het college om een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen over de periode 12 november 2024 tot 12 december 2024 en een nieuw verzoek van het college om een verdere machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van 6 maanden. Dit is een lange periode en betreffen voor [minderjarige] zware maatregelen. In de zeer zorgelijke situatie van [minderjarige] ziet de kinderrechter aanleiding om zowel het resterende deel van het verzoek voor een gesloten plaatsing toe te wijzen alsook het verdere verzoek om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden. Een tussentijdse toetsing acht de kinderrechter niet in het belang van [minderjarige] . Zij neemt hierbij in aanmerking dat tijdens de mondelinge behandeling uit de verklaringen van zowel het college als van de advocaat gebleken is dat [minderjarige] tegen een mondelinge behandeling opziet en deze haar telkens veel spanningen bezorgen. Daarnaast is de benodigde behandeling nog niet opgestart en deze zal naar verwachting niet zijn afgerond voor de verzochte periode van de gesloten plaatsing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met kenmerk C/02/426345 / JE RK 24-1614
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 12 november 2024 tot 12 december 2024.
In de zaak met kenmerk C/02/428151 / JE RK 24-1962
6.2.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 12 december 2024 tot 12 juni 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024 door mr. Combee, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 7 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.