ECLI:NL:RBZWB:2024:7624

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
C/02/427531 / JE RK 24-1827
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen door de kinderrechter

Op 4 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling, die oorspronkelijk was verlengd tot 13 november 2024, met zes maanden verlengd tot 13 mei 2025. De kinderrechter oordeelde dat er nog steeds voldaan wordt aan de gronden voor de ondertoezichtstelling, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter hechtte veel belang aan de positieve ontwikkelingen in de situatie van de minderjarigen en vond het noodzakelijk dat de gecertificeerde instelling (GI) zorg zou dragen voor een warme overdracht van gedwongen hulpverlening naar vrijwillige hulpverlening. De vader van de minderjarigen, die alleen belast is met het gezag, steunde het verzoek van de GI en was bereid om samen te werken aan de overgang naar vrijwillige hulpverlening. De moeder was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, maar de GI had in het afgelopen jaar gewerkt aan het vormgeven van het eenhoofdig gezag door de vader en het ondersteunen van de moeder. De kinderrechter verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 7 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/427531 / JE RK 24-1827
Datum uitspraak: 4 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. W.H.P. de Jongh te Roosendaal.
Als informant wordt aangemerkt:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 2] ,
gemeente Rucphen,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 11 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
De moeder is, hoewel correct opgeroepen, niet verschenen.
2.
De feiten
2.1.
De vader is alleen belast met het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de vader en diens moeder.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 10 november 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] laatstelijk verlengd tot 13 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI legt aan haar verzoek ten grondslag dat de rechtbank bij beschikking van 10 november 2023 heeft bepaald dat de vader voortaan alleen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal hebben. Tevens is in die beschikking bepaald dat de moeder en de kinderen gerechtigd zijn tot begeleide omgang met elkaar gedurende drie uren per veertien dagen.
In het afgelopen jaar heeft de GI gewerkt aan het vormgeven van het eenhoofdig gezag door de vader, waaronder het informeren van de moeder en haar ondersteunen. Tevens heeft de GI, gelet op de psychische problematiek van de moeder, gezocht naar een zorgaanbieder die de omgang langdurig zal kunnen begeleiden. Daarbij is aan de kinderen uitgelegd waarom de moeder niet altijd beschikbaar is.
De GI wil naar een afronding van de ondertoezichtstelling toewerken. Naar de mening van de GI vraagt dat om een gedegen overdracht naar de vrijwillige hulpverlening.
Zo zal er een overgangsperiode voor ouders moeten zijn, waarbij een medewerker van het Centrum voor Jeugd en Gezin langzaamaan zijn intrede zal doen. Dat kost tijd.
Ook wil de GI in de komende periode bekijken of voor de kinderen meer nodig is op het gebied van psycho-educatie. Tevens mag de informatievoorziening van de vader naar de moeder toe geoptimaliseerd worden.
De GI benadrukt hierbij dat zij het belangrijk vindt dat voor de vrijwillige hulpverlening de benodigde kaders en hulp duidelijk moeten zijn en goed bedoelde afwijkingen niet voor verwarring mogen gaan zorgen, waardoor er weer “ruis op de lijn” gaat ontstaan en hetgeen is opgebouwd weer teniet zal gaan.
4.2.
De vader voert, al dan niet via zijn advocaat, aan dat er inmiddels – met enkele onderbrekingen – sinds 2018 een ondertoezichtstelling loopt en dat hij graag wil toewerken naar een einde daarvan. De vader zou dat liever vandaag dan morgen willen, maar ziet in dat dit niet gaat. De vader verklaart daarbij in te stemmen met het hiertoe door de GI uitgezette traject richting de vrijwillige hulpverlening. De vader acht het daarbij belangrijk dat het voor de vrijwillige hulpverlening duidelijk zal zijn dat er een beschikking ligt van de rechtbank, dat alleen hij belast is met het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en dat de moeder en de minderjarigen gerechtigd zijn tot begeleide omgang met elkaar gedurende drie uren per twee weken. Dat alles zo zijnde heeft de vader tegen het verzoek van de GI geen bezwaar.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Naar het oordeel van de kinderrechter wordt nog steeds voldaan aan de gronden voor de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij ziet dat er sprake is van positieve ontwikkelingen. De kinderrechter hecht, met name voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , groot belang aan deze positieve ontwikkelingen en is van oordeel dat om deze positieve ontwikkelingen te kunnen bestendigen een verlenging van de ondertoezichtstelling aangewezen is. Alsdan zal de GI kunnen zorgen voor een warme overdracht van de gedwongen hulpverlening naar de vrijwillige hulpverlening. Het is daarvoor belangrijk dat gemaakte en noodzakelijke afspraken zijn vastgelegd en bekend zijn bij alle betrokkenen. Daar is nog tijd voor nodig. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal dan ook worden toegewezen.
5.3.
De rechtbank zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
5.4.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 13 november 2024 tot 13 mei 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024 door mr. Combee, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 7 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.