Op 4 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling, die oorspronkelijk was verlengd tot 13 november 2024, met zes maanden verlengd tot 13 mei 2025. De kinderrechter oordeelde dat er nog steeds voldaan wordt aan de gronden voor de ondertoezichtstelling, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter hechtte veel belang aan de positieve ontwikkelingen in de situatie van de minderjarigen en vond het noodzakelijk dat de gecertificeerde instelling (GI) zorg zou dragen voor een warme overdracht van gedwongen hulpverlening naar vrijwillige hulpverlening. De vader van de minderjarigen, die alleen belast is met het gezag, steunde het verzoek van de GI en was bereid om samen te werken aan de overgang naar vrijwillige hulpverlening. De moeder was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, maar de GI had in het afgelopen jaar gewerkt aan het vormgeven van het eenhoofdig gezag door de vader en het ondersteunen van de moeder. De kinderrechter verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 7 november 2024.