Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid harddrugs, waaronder cocaïne, MDMA en XTC. De verdachte, geboren in 1993 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught, werd bijgestaan door raadsman mr. D.T. Stoof. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 25 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging werd gewijzigd en de verdachte werd beschuldigd van het aanwezig hebben van harddrugs in de periode van 1 tot en met 10 augustus 2023.
De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk harddrugs aanwezig had, met in totaal ongeveer 3,5 kilogram cocaïne, 13,5 kilogram MDMA en 125 gram XTC. Dit werd onderbouwd door bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs in de woning waar hij zich bevond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medepleegde, gezien zijn interactie met anderen op het moment dat de politie arriveerde.
De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank overwoog dat harddrugs schadelijk zijn voor de gezondheid en dat de verdachte medeverantwoordelijk is voor de gevolgen van zijn handelen. De rechtbank achtte het noodzakelijk om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen om herhaling te voorkomen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. A. Bles, en is openbaar uitgesproken op 8 februari 2024.