Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren van zijn voertuig in een park, plantsoen, openbare beplantingen of groenstroken op de Blikkenburg te Vlissingen op 26 augustus 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 18 oktober 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden. Hij stelde dat hij en zijn buren altijd op het gras parkeren vanwege een gebrek aan parkeergelegenheid en dat er voldoende ruimte wordt gelaten voor hulpdiensten. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht het beroep gegrond te verklaren, omdat in het aanvullend proces-verbaal niet was ingegaan op de vraag of de locatie waar betrokkene parkeerde bij de APV verboden was.
De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden. Er was onvoldoende bewijs dat er sprake was van een groenstrook en de gemeente had hierover geen duidelijkheid gegeven. Hierdoor werd geconcludeerd dat de boete ten onrechte was opgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en droeg de officier van justitie op het betaalde bedrag van € 109,- aan betrokkene terug te betalen. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 18 oktober 2024.