ECLI:NL:RBZWB:2024:7569

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
BRE 24/1770 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering na afloop van de wachttijd met beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 28 juni 2023 de aanvraag van eiser voor een WIA-uitkering, die hij had ingediend per 14 februari 2023, afgewezen. Dit besluit werd in stand gehouden met een bestreden besluit op 10 januari 2024. De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als het UWV niet verschenen. De rechtbank heeft vervolgens binnen zes weken uitspraak gedaan, maar deze termijn niet gehaald en partijen later geïnformeerd over de vertraging.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dit oordeel is gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen van het UWV, die de medische situatie van eiser hebben beoordeeld. Eiser heeft verschillende medische klachten, waaronder een depressieve episode en lichamelijke beperkingen, maar de rechtbank concludeert dat de aangenomen beperkingen door het UWV adequaat zijn vastgesteld. Eiser heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die zou wijzen op een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd, aangezien eiser niet voldoet aan de vereiste mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en openbaar gemaakt op 7 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1770 WIA

uitspraak van 7 november 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV, (kantoor Eindhoven),
gemachtigde: mr. X. Su.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
weigering van het UWV om aan eiser een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft bij besluit van 28 juni 2023 (primair besluit) de door eiser met ingang van 14 februari 2023 aangevraagde WIA-uitkering afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 januari 2024 is de afwijzing van de WIA-uitkering in stand gelaten. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2024 op zitting behandeld. Zowel eiser als het UWV hebben de rechtbank voorafgaand aan de zitting laten weten dat zij niet naar de mondelinge behandeling komen.
1.3
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank medegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en
of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 14 februari 2023. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
[verzekeringsarts] heeft het dossier (inclusief alle daarin opgenomen medische informatie) bestudeerd en eiser telefonisch gesproken tijdens het spreekuur op
7 juni 2023. De verzekeringsarts constateert geen bijzonderheden bij het psychisch onderzoek. Een lichamelijk onderzoek heeft niet plaatsgevonden. [verzekeringsarts] stelt als diagnoses een depressieve episode, een oud myocard infarct en pijn in het linkerbeen en de linkervoet. Eiser is beperkt voor werk met wisselende uitvoeringsomstandigheden, veelvuldige deadlines, werk met een gedwongen handelingstempo en er gelden beperkingen voor duwen/trekken, tillen, dragen, (trap)lopen, hurken, staan, trillingen, boven schouderhoogte werken en sterk wisselende diensten. Vanwege een verhoogde recuperatiebehoefte mag eiser zes tot zeven uur per dag en maximaal 30 uur per week werken. Hangende bezwaar heeft [verzekeringsarts], op verzoek van de verzekeringsarts b&b, alsnog op 28 november 2023 een lichamelijk onderzoek uitgevoerd. Bij het lichamelijk onderzoek aan de schouders, ellebogen, polsen, heupen en knieën constateert [verzekeringsarts] dat beide ellebogen eindstandig licht beperkt zijn in extensie [1] . Eiser moet na het hurken met beleid omhoog komen en de rechterpink heeft een afwijkende stand. Bij het psychisch onderzoek constateert de verzekeringsarts geen bijzonderheden en bij het onderzoek op 28 november 2023 worden dezelfde diagnoses gesteld als bij het onderzoek op 7 juni 2023. De bij het onderzoek van
7 juni 2023 aangenomen beperkingen worden niet aangepast.
Verzekeringsarts b&b [naam] heeft het dossier bestudeerd en overweegt dat [verzekeringsarts] dossierstudie heeft verricht, voldoende onderzoek heeft gedaan, dat er een uitgebreide anamnese in de rapportage is opgenomen en dat eiser ook op het spreekuur onderzocht is. Ook is rekening gehouden met de actuele behandeling. De verzekeringsarts b&b overweegt verder, voor wat betreft het myocardinfarct, dat uit de informatie van de cardioloog volgt dat er sprake was van een anterieur infarct, waarvoor een stent is geplaatst. Na deze operatie is er sprake van een redelijke linkerventrikelfunctie en ejectiefractie. Er zijn geen restlaesies. Eiser ervaart forse lichamelijke beperkingen, maar die kunnen niet worden verklaard door de resultaten van het lichamelijk onderzoek. Eiser is in staat om gedoseerd fysiek licht werk te verrichten. Met de door [verzekeringsarts] aangenomen beperkingen wordt voldoende rekening gehouden met de fysieke gesteldheid van eiser, mede gelet op de urenbeperking. Voor de psychische klachten zijn eveneens passende beperkingen aangenomen. Eiser heeft in bezwaar geen nadere medische informatie ingebracht waaruit volgt dat er extra beperkingen aangenomen dienen te worden.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 9 juni 2023.
4.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij het arbeidsongeschiktheidspercentage niet begrijpt en dat hij in de loop der jaren steeds minder is gaan werken. Zijn fysieke klachten zijn hetzelfde gebleven, met uitzondering van de klachten aan de polsen en handen. Die klachten zijn toegenomen en ook is eiser beperkt in lopen. Eiser staat, naar eigen zeggen, in de overlevingsstand. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek geeft geen realistisch en objectief beeld van zijn lichamelijke gezondheid. Eiser werkt nu 28 uur per week, maar kan dit bijna niet volhouden. Hij wenst een urenbeperking van 20 tot 16 uur per week.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder de psychische en lichamelijke klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
4.4
Eiser heeft in beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat eiser bij het eerste spreekuur telefonisch is beoordeeld en bij het tweede spreekuur heeft ook een lichamelijk onderzoek plaatsgevonden. De rechtbank maakt uit het dossier op dat [verzekeringsarts] een uitgebreide rapportage heeft opgesteld, waarin ook de medische problematiek van eiser vanaf 2009 is opgenomen. Daarnaast is de verzekeringsarts geassisteerd door [sociaal-medisch verpleegkundige] die eiser voorafgaand aan het spreekuur op 28 november 2023, op 21 november 2023, bijna 80 minuten telefonisch heeft gesproken. Hierbij is een uitgebreide anamnese afgenomen, aangevuld met informatie over de huidige behandelingen, de medicatie, het dagverhaal, de actuele klachten en de ervaren belemmeringen. Al deze informatie is betrokken in de beoordeling. De grond over een onvoldoende realistische en objectieve beoordeling slaagt niet.
4.5
De rechtbank kan de door de verzekeringsartsen aangenomen beperkingen begrijpen aan de hand van het dossier en de onderzoeksverrichtingen. De aangenomen beperkingen hebben ook onder meer betrekking op de handen, de polsen en het lopen. Eiser wenst een hogere urenbeperking, maar heeft niet met een medische verklaring onderbouwd dat dit nodig is. Hij heeft na afloop van de wachttijd het werk voor 28 uur per week hervat. De rechtbank kan de overwegingen van de verzekeringsarts b&b volgen op het punt van het niet aannemen van een hogere urenbeperking.
4.6
Niet gebleken is dat in de FML van 9 juni 2023 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Eiser werkt sinds 15 februari 2023 28 uur per week in het eigen werk bij zijn werkgever. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de mate van arbeidsongeschiktheid beoordeeld aan de hand van zowel eisers inkomsten uit arbeid als op basis van theoretische functieduiding. Bij de laatste wijze van beoordeling zijn de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Medewerker binderij (Sbc-code 268030), Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten, Sbc-code 111180) en Medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010).
5.2
Bij de beoordeling van de huidige inkomsten van eiser heeft de arbeidsdeskundige b&b rekening gehouden met een lagere restverdiencapaciteit door rekening te houden met het verschil van de gewerkte uren [2] in relatie tot de omvang van de maatman van eiser [3] . De praktische verdiencapaciteit bedraagt dan € 10,07 bruto per uur in plaats van het feitelijke uurloon van € 11,57 bruto per uur. Afgezet tegen het vastgestelde maatmanloon betekent dit een mate van arbeidsongeschiktheid van 19,02% op basis van de feitelijk gerealiseerde inkomsten.
5.3
De beroepsgronden van eiser geven de rechtbank verder geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de theoretisch geselecteerde functies. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 22,17% en op basis van de feitelijk gerealiseerde inkomsten is de mate van arbeidsongeschiktheid 19,02%. In beide gevallen luidt de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 14 februari 2023.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 14 februari 2023. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 7 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Links tot 170 graden en rechts tot 160 graden.
2.28 uur per week.
3.32,16 uur per week.