ECLI:NL:RBZWB:2024:7569
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering na afloop van de wachttijd met beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 28 juni 2023 de aanvraag van eiser voor een WIA-uitkering, die hij had ingediend per 14 februari 2023, afgewezen. Dit besluit werd in stand gehouden met een bestreden besluit op 10 januari 2024. De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als het UWV niet verschenen. De rechtbank heeft vervolgens binnen zes weken uitspraak gedaan, maar deze termijn niet gehaald en partijen later geïnformeerd over de vertraging.
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dit oordeel is gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen van het UWV, die de medische situatie van eiser hebben beoordeeld. Eiser heeft verschillende medische klachten, waaronder een depressieve episode en lichamelijke beperkingen, maar de rechtbank concludeert dat de aangenomen beperkingen door het UWV adequaat zijn vastgesteld. Eiser heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die zou wijzen op een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd, aangezien eiser niet voldoet aan de vereiste mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en openbaar gemaakt op 7 november 2024.