In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 november 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Baarle-Nassau beoordeeld. De heffingsambtenaar had eerder de waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld op € 752.000 per 1 januari 2022, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 25 september 2024 erkende de heffingsambtenaar dat er een onjuiste gebruiksoppervlakte was gehanteerd bij de waardering van de woning. Partijen kwamen overeen dat de waarde van de woning verlaagd zou worden naar € 700.000. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, wat betekende dat de waardebeschikking en de belastingaanslag moesten worden verlaagd. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 320,52 bedroegen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.